Tag: kunst

Oud ijzer?

paviljoen

Het vermaledijde paviljoen van de gerenommeerde Japanse architect Toyo Ito, dat al elf jaar de Burg in Brugge ontsiert en door de volksmond de weinig lovende bijnaam ‘carwash van de gouverneur’ toebedeeld kreeg, zal eindelijk verdwijnen. Met de woorden vermaledijd en ontsieren geef ik lucht aan mijn persoonlijke beoordeling van het gewrocht, al weet ik heel goed dat velen dezelfde mening toegedaan zijn.

Ik heb slechts weinig mensen ontmoet die het een mooi kunstwerk vonden en nog minder die zich met de standplaats ervan konden verenigen. De Burg is een prachtig plein dat gedomineerd wordt door een aantal van de fraaiste gebouwen die ooit door mensenhand zijn opgetrokken. Het moderne en strakke paviljoen beschouwden velen, ikzelf incluis, als een vloek in de kerk, vooral ook omdat het zich al geruime tijd in een danig verwaarloosde toestand bevond. In een andere omgeving zou het optrekje, dat ik op zich hoegenaamd niet als een misbaksel beschouwde, wellicht veel beter tot zijn recht gekomen zijn.

Ondertussen is men bezig het bouwseltje af te breken en weg te halen. Zodoende herstelt men de plek waar Brugge ontstaan is in zijn oude glorie. Prijs de hemelen! 

Waar Abraham de mosterd haalt

Waar men ga langs vlaamse wegen,
oude hoeve, huis of tronk
komt men U, Maria, tegen,
staat Uw beeltenis te pronk …

De inhoud van deze inmiddels eeuwenoude religieuze schlager strookt nog steeds met de werkelijkheid: de ongerepte Maria blijft alomtegenwoordig in de Vlaamse contreien. Vandaag de dag is er echter iets dat nog alomtegenwoordiger is: troep! Dat gaat van dode dieren en vogels waar de vliegen en de maden zich op uitleven, over duizenden verpakkingen van voedsel en drank, tot excrementen van honden, paarden en wat dies meer zij. Ik heb de indruk dat het er niet beter op wordt. Wel integendeel! We blijven onze nesten bevuilen.

Toen ik gisteren mijn fietstocht aanvatte, ontmoette ik vrijwel meteen een stofzuiger, die troosteloos in de berm stond. Een paar kilometer verderop kon ik een matras bezichtigen en niet veel later ontvouwde zich zowaar een ijskast aan mijn oog.

Daarna bereikte ik het stadje Torhout, waar ik per viaduct onder een snelweg door moest rijden. Nu zijn zulke tunnels veelal groezelige en naargeestige, ja zelfs ietwat beklemmende bouwsels, waarin het allerminst prettig toeven is. In Torhout was dat echter niet het geval. De wanden waren ter weerszij beschilderd met lang niet onaardige graffiti en daar knapte dat ding aardig van op. Men had er zelfs een speciale afvalbak voor de spuitbussen voorzien.

Kijk, dit vind ik nu een voorbeeld dat navolging verdient. Torhout krijgt niet alleen een tien met griffel en een zoen van de juffrouw, maar mag ook een bank vooruit. Daar maken ze trouwens de beste mosterd ─ Wostyn ─ van Belgenland en omliggende gebieden.

torhout

Genieten van Geniet

RémiGenietDeze week nestel ik me iedere avond om acht uur voor het ruitje, om me aan de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano te verlustigen.

Gisteren bracht een jeugdige fransoos me in verrukking. Op magistrale wijze voerde hij het derde pianoconcerto van Sergej Rachmaninov uit. Wie een beetje zijn klassiekers kent, zal weten dat dit een van de moeilijkste werken voor piano is, maar die knaap bracht het schijnbaar uit de losse pols ten gehore. Zijn handen fladderden en wervelden over het klavier en zijn vingers betokkelden de toetsen in een razend tempo. Heremijntijd! Dat was geen tangelen. Hoe doen die mensen dat in vredesnaam?

De virtuoos in kwestie is nauwelijks twintig jaar jong en hij heeft zijn naam alleszins niet gestolen, want hij heet Rémi Geniet. Ik genoot van Rémi Geniet en zat met open mond naar hem te kijken. Achteraf heb ik mijn mond natuurlijk dichtgeklapt, zij het niet zonder moeite, want hetgeen hij presteerde, bleef lang natrillen.

Vandaag voel ik me zo’n kneus als ik stuntelig het klavier van mijn pc beroer en me geregeld van toets vergis.

Uit de kunst!

Jan Fabre, kunstenaar bij de gratie Gods, is van geen kleintje vervaard. Hij schrok er bijvoorbeeld niet voor terug om de imposante zuilen van de Gentse universiteitsaula van top tot teen met plakken echte ham te bekleden, terwijl de arme negertjes in Afrika van honger crepeerden.  Ook heeft hij in opdracht van de vrouwelijke mecenas ─ is dat een mecenesse? ─ Paola Margherita Giuseppina Maria Consiglia Ruffo di Calabria, beter bekend als koningin Paola van België, een fameuze installatie vervaardigd en in de spiegelzaal van het koninklijk paleis van Brussel aangebracht, met name Heaven of Delight, waarin anderhalf miljoen Thaise juweelkevers, ofte scarabeeën, verwerkt zijn. Men moet mij niet komen vertellen dat al die insecten een natuurlijke dood gestorven zijn. Ik vraag me trouwens af wie dat “kunstgewrocht” betaald heeft. Wij zeker?

Nu heeft men het bestaan om tijdens filmopnamen voor het op het theaterwerk van Fabre gebaseerde ‘De schoonheid van de krijger’ katten metershoog en tollend de lucht in te gooien, waarna die arme dieren met een doodsmak op de trappen van de vestibule van het Antwerpse stadhuis terechtkwamen. Meer hebben mijn haren niet nodig om ten berge te rijzen.

Voor mijn part mag men die Jan Fabre aan de kakmachine ─ Cloaca ─ van zijn collega Wim Delvoye voederen, om hem tot stront te laten verwerken. En terwijl ze toch bezig zijn mogen ze daar de varkenstatoeëerder Delvoye zelf ook bijgooien, want dat is nog zo’n fameuze dierenvriend.

Volgens de regels van de kunst

De restauratie van het Lam Gods, het zich in de Gentse Sint-Baafskathedraal bevindende 15e eeuwse retabel van de broers Van Eyck, zal pas volgende maand beginnen. Men heeft immers een beroep gedaan op de wereldvermaarde en hooggewaardeerde Spaanse restauratrice, Cecilia Jiménez, en die kan zich niet eerder vrijmaken. Zij kwam onlangs nog in het nieuws door de waarlijk magistrale restauratie van het fresco Ecce Homo, dat zij met veel verve (?) nieuw leven inblies, dankzij haar niet te evenaren kunde. De afbeelding hieronder geeft blijk van haar uitzonderlijke vakmanschap en de liefhebbers van de Vlaamse primitieven kunnen er zich dus op verlaten: Cecilia Jiménez zal het Lam Gods niet ter slachtbank leiden.

Verrukkelijke verbazing

Als je één dezer dagen of ooit naar Rome reist, moet je beslist eens binnenwippen in het basiliekje San Pietro in Vincoli: een onopvallend gebouw in het hart van de oude stad, op spuugafstand van het Colosseum en het Forum. De kerk dankt haar naam aan de relikwie die men er bewaart: de kluisters (vincoli), waarmee men de apostel Petrus (Pietro) tijdens zijn gevangenschap in Jeruzalem aan banden zou gelegd hebben. De formidabele ketting hangt tentoongespreid in een soort aquarium en volgens mij kan je er een amok makende dinosaurus mee in bedwang houden. Ik onthoud me wijselijk van verdere commentaar, want ik heb het niet zo op souvenirs en ik raak geenszins geboeid door boeien, om eens met een woordspeling te pingpongen.

Een paar meter daarvandaan prijkt de door Michelangelo Buonarroti gebeitelde Mozes als middenstuk van het nooit afgewerkte grafmonument van paus Julius II. Alle worstjes op een stokje! Ik knipper niet zo gauw, maar toen ik dat beeld aanschouwde, zette ik ogen als vleugeldeuren op, want ik viel ten prooi aan niet aflatende verwondering. Het heeft iets heel aangrijpends en eigenlijk is het te mooi voor woorden …

Michelangelo heeft Mozes vereeuwigd terwijl hij, gezeten op een rotsblok, een rustpauze houdt tijdens een bergwandeling. Op de Sinaï heeft Jahweh hem met twee stenen tafelen vol wetteksten opgezadeld en hij prangt die zwaarwichtige richtlijnen onder de arm … edoch wat ziet zijn lodderig oog? In de vallei is zijn volk bezig het gouden kalf te aanbidden. Mozes ontsteekt in toorn, zijn gramschap barst los …

Kijk, het is een marmeren beeld, maar die woede is bijna tastbaar. Wat een bliksemende blik! Wat een waardige, meesterlijk geciseleerde uitstraling! De buitengewone kracht van deze figuur, de geweldige spanning in de aderen en de spieren, de plastische pose en de gramstorige gelaatsuitdrukking hebben van deze Mozes terecht een van de meest bewonderde kunstwerken aller tijden gemaakt.

Petite histoire 1: waarom draagt Mozes horens?

Omdat Michelangelo zich op een foutieve vertaling van het Oude Testament baseerde. De oorspronkelijke Hebreeuwse tekst verhaalt hoe het gelaat van Mozes dusdanig oplichtte nadat hij Jahweh had ontmoet, dat hij zich met een sluier diende te bedekken. ‘Er sprongen stralen uit zijn hoofd’, staat er geschreven. Ene Jerome, die voor de Latijnse vertaling instond, interpreteerde dat foutief en gebruikte horens in plaats van stralen. Met alle gevolgen van dien.

Petite histoire 2: Perché non parli? (Waarom spreek je niet?)

Michelangelo was naar men beweert een nogal bokkinezig heerschap en bovendien gauw aangebrand. Toen het beeld bijna af was en hij het resultaat stond te bekijken, welde plots hevige toorn in hem op. ‘Perché non parli?’ riep hij en hij gooide ab irato zijn beitel naar de vrucht van zijn arbeid. Het werktuig kwam op de knie van Mozes terecht en richtte daar wat schade aan. Ik heb de knie in kwestie aandachtig bekeken en ik zag een geelachtige ader in het marmer. In het midden daarvan lijkt er inderdaad een flintertje te ontbreken. Misschien had Michelangelo toevallig en gelukkig een minuscuul beiteltje in zijn temperamentvolle handen …

Petite histoire 3: de baard.

Als men het beeld uit een bepaalde hoek en bij het juiste licht bekijkt, zou men in de baard van Mozes de gezichten van zowel Michelangelo als paus Julius kunnen ontwaren. Toen ik daar was, bevonden ze zich waarschijnlijk net op het toilet, want ik heb helemaal niets ontwaard.

Detail

Ik had er nooit eerder aandacht aan besteed, omdat het me nog niet opgevallen was, tot ik me in de Gentse Sint-Baafskathedraal stond te vergapen aan het veelluik ‘De Aanbidding van het Lam Gods’ van de gebroeders Van Eyck, dat zijn grote bekendheid vooral te danken heeft aan het gestolen en nog steeds niet teruggevonden paneel ‘De Rechtvaardige Rechters’. Terwijl ik de lichamen van Adam en Eva aanschouwde, die in hun blootje het retabel flankeren, sprong de vraag opeens recht overeind in mijn hersens. De kwestie bleef me in die mate bezighouden dat ik me in de daaropvolgende dagen van Google bediende om op internet talloze afbeeldingen van Adam en Eva te monsteren en me tevens van de inhoud van het scheppingsverhaal te vergewissen.

Toen boetseerde God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem in de neus: zo werd de mens een levend wezen. Om Adam toch een passende hulp te geven laat Hij hem in een diepe slaap vallen. Terwijl hij sliep, nam Hij één van zijn ribben weg en zette er vlees voor in de plaats. God vormde de rib die Hij uit de mens had weggenomen tot een vrouw, en bracht haar naar de mens.

Waarom, zo vraag ik me af, voorzien zowel de gebroeders Van Eyck als alle andere kunstenaars Adam en Eva dan van een navel?

Vuistregels voor filmmakers

Als een van uw personages om de een of andere reden op de vlucht slaat en zijn heil zoekt in een boom, of op een andere hooggelegen schuilplaats, moet zijn achtervolger altijd pal onder hem stilstaan en speurend om zich heen kijken, zonder hem evenwel op te merken.

Als een van uw personages zich op een sportveld bevindt om aan een wedstrijd deel te nemen, moet hij als hij het hoofd opricht ogenblikkelijk het gezicht van zijn geliefde tussen de tienduizenden toeschouwers ontdekken.

Als de amoureuze relatie van een van je personages op de klippen loopt, dient de getroffene het edelmetalige symbool van deze verbintenis ─ met name de verlovings- of de trouwring ─ ostentatief weg te gooien, bij voorkeur in het water van een meer of de meedogenloze golven van de zee.

Als uw verhaal zich in de gezinssfeer afspeelt, dient de vrouw des huizes ’s morgens een pantagruelesk ontbijt aan te rechten, bestaande uit roerei met krokant spek, pannenkoeken, wafels, geroosterd brood, cornflakes en wat dies meer zij. Dertig seconden voor hij naar kantoor moet vertrekken, verschijnt haar echtgenoot aan tafel. Er rest hem net voldoende tijd voor een slok koffie of sinaasappelsap en misschien een enkele hap toast. Ook de kinderen duiken pas op als de schoolbus in aantocht is, waardoor er voldoende voedsel overblijft om de hele bevolking van een noodlijdend Afrikaans land gedurende een paar dagen van spijs te voorzien.

Als uw personage op de vlucht slaat en achter het stuur van een auto plaatsneemt, dient hij of zij paniekerig te ontdekken dat hij of zij het voertuig niet kan starten, omdat hij of zij niet over de sleutel beschikt. Na wat ostentatief gerommel in het handschoenkastje en andere opbergvakken, zal hij of zij evenwel een reserve-exemplaar achter een van de zonnekleppen aantreffen.

In de slaapvertrekken van puberende jongeren dient u elke beschikbare centimeter van de wanden en het plafond te bedekken met posters, wimpels, trofeeën en wat dies meer zij. Op de buitengevel moet er zich vlak naast het venster een regenpijp bevinden, die bovendien zo stevig in de muur verankerd zit dat die het gewicht van de tiener kan torsen als die, om wat voor reden ook, ongemerkt het huis wil verlaten.

Als een van uw personages thuiskomt na het boodschappen doen, dient er voedsel uit minstens een van de meegebrachte zakken te steken. Zeer geschikt daarvoor zijn preistengels, selderieloof, een bos wortelen en vanzelfsprekend ook het onvermijdelijke stokbrood.

Stomende slaapkamerintimiteiten zullen in niet geringe mate bijdragen tot het succes van uw film. Om bemoeienissen van moraalridders en andere filisters te vermijden, dient u de bedden te voorzien van een speciaal L-vormig bovenlaken, waarmee de actrice zich tot schouderhoogte kan verhullen, terwijl het torso van de aan haar zijde vertoevende acteur onbedekt blijft.

Als er in uw film helikopters aan te pas komen, dient u het volgende in acht te nemen. Wanneer zo’n toestel door een projectiel geraakt wordt terwijl er zich een schurk aan boord bevindt, moet het onverwijld exploderen. Als de passagier daarentegen van ’t degelijke slag is, zal het gevaarte om zijn as wentelend en niettegenstaande een sputterende en rook brakende motor toch nog de begane grond bereiken, waarna Joris Goedbloed of Hansje uit Bosbessenland zich net in veiligheid kan brengen voor het ding alsnog ontploft.

Als terroristen of andere snoodaards in uw film op tersluikse wijze bommen of explosieven aanwenden, dienen ze die tuigen altijd te voorzien van uitermate opvallende klokken met bij voorkeur grote, rode cijfers, zodat zowel de experten als de toeschouwers tot op de seconde kunnen aflezen wanneer het helse ding van plan is te ontploffen.

Indien een van de acteurs in uw film willens of onwillens aan een gevecht deelneemt en rake klappen krijgt, moet hij alle dadelijkheden manhaftig doorstaan en mag hij geen krimp geven. Pas daarna, terwijl een vrouw zijn verwondingen verzorgt, dient hij zich bijzonder kleinzerig aan te stellen en te kreunen bij de minste aanraking van haar nochtans liefdevolle handen.

Vernissage

De omina waren ongunstig. Uit alles bleek dat ik een slechte afloop mocht verwachten van mijn bezoek aan die vernissage …

Op de uitnodiging die ik ontving, had men mijn personalia vermassacreerd. Hoewel ik het slechts matig apprecieer, heb ik ermee leren leven. Als je een niet inheemse naam voert, die bovendien voorzien is van accenttekens op ongebruikelijke letters, kan je er donder op zeggen dat men daar op vindingrijke wijze mee zal omspringen. Heet je werkelijk zo, of heeft de kat over je klavier gelopen? Ook in de tekst waarmee men me vriendelijk inviteerde, trof ik aan aantal kapitale taalfouten aan. Ik  spande me in om die te negeren, maar toch struikelde mijn blik telkens over die onvolkomenheden en ze bezorgden me een onbehaaglijk gevoel.

Ik besloot om mijn lichaam niet in een ernstig pak te kooien, maar me enigszins artistiek aan te todderen. Nee, niet met een boelewaaihemd of een vlinderdas en alleszins niet met een kunstenaarsflebbel rond mijn nek: zo’n onnozel zijden halsdoekje. Het scheren verliep stroef, door het tandenpoetsen moest ik bijna kotsen, ik kreeg wat aftershave in mijn oog … nee, ik stond niet echt te springen.

Ik vertrok dan ook met tegenzin uit mijn woning en bereikte twintig minuten later het bankgebouw waar de vernissage plaatsgreep. Vernissage … ik blijf het een vreemd woord vinden. Het heeft eigenlijk geen feestelijke klank en men zou het makkelijk als een term uit het bouwbedrijf kunnen beschouwen.

Ik betrad de tentoonstelling van een jongeman. Hij heeft het charisma van een zak kippenvoer met gebroken mais en onderneemt al jaren verwoede pogingen om per camera uitdrukking te geven aan zijn gevoelens. Helaas beschikt hij over geen greintje talent, maar wel over veel geld, waardoor de hongerdood hem allicht bespaard zal blijven. De expositie beantwoordde geheel aan mijn geringe verwachtingen. Ik heb zelden lelijkere foto’s gezien, maar gelukkig passeerden er volop dienbladen met frivole lafenis en kokette culibeetjes. Ik dwaalde daar wat rond, legde hier en daar mijn oor te luisteren en toen ik later naar huis terugkeerde, maakte ik de balans op:

─ het glimplebs dat het over bubbels heeft als het champagne of zelfs schuimwijn bedoelt, mag van mij in eersteklas naar de hel gaan.
─ personen die zich aan het tenenkrommende rochelen van ciaokes, mercikes en baaikes overgeven, mag men van mij met een taakstraf bedenken.
─ het versterkende prefix kei- klinkt potsierlijk als het aan 11-plussers ontsnapt.
─ ik koester achterdocht omtrent koppels die in het openbaar met het woord schatje pingpongen.

“¡Hola!” zei mijn Argentijnse logeergast toen ik thuiskwam.
“Miauw!” zeiden mijn katten.

Daar had ik vrede mee.