Tag: kinderen

Het sprookjesbos

peuterDe peuter zat vooraan op de fiets van de man die waarschijnlijk zijn opa was. Ze naderden de rand van het bos.
“En nu moet je goed kijken!” hoorde ik hem zeggen. “En naar de vogeltjes luisteren!”
Het kind zette gelijk stuitergrote ogen op en keek om zich heen als een stokstaartje. Toen ze het donkere bos inreden, hoorde ik hem een kreetje slaken. Het was een geluid dat enkel door verrukking kon ontstaan. Pure verrukking.

En zie, ook mijn hart zong op van vreugde.

Bekijk de wereld met de ogen van een kind en je zult zien hoe mooi die is.

Beroepsrisico

tandartsNog niet zo lang geleden is er een tandarts tot mijn kennissenkring doorgedrongen. Als ik hem ontmoet, probeert hij me altijd zijn wedervaren te vertellen, maar dan snoer ik hem meestal snel de mond, want ik heb echt geen affiniteit met beslagen tongen, al dan niet voortijdig verkrotte tanden, afgebrande kerkhoven, als rampgebied erkende gebitten en mensen die zo voortvarend uit hun das kegelen, dat enkel een in hun mondhoek opgehangen blokje toiletontgeurder ertegen opgewassen is.

Laatst was ik een beetje verstrooid, zodat ik hem niet tijdig het zwijgen oplegde. Toen het tot me doordrong dat hij opnieuw zijn stokpaardje bereed, had zijn relaas al the point of no return bereikt: het stadium waarop het van verregaande onbeleefdheid zou getuigen als ik hem alsnog onderbrak. In zijn stoel had een kwikzilverige deugniet plaatsgenomen, wiens tanden zo ver vooruit stonden dat ze zich in een andere tijdzone bevonden. Terwijl hij daar wat aan probeerde te doen, had die schobbejak moedwillig zijn bek dichtgeklapt en hem meedogenloos gebeten.

Men hoort niet te lachen met andermans ongeluk, maar ik deed het toch en zelfs van ganser harte.

Tjonge, wat heb jij mooie tanden! Hebben ze die ook in het wit?

Vuile manieren

KomopNaar jaarlijkse gewoonte slaan de Vlaamse Liga tegen Kanker en de Vlaamse Radio- en Televisieomroep de handen ─ en wat weet ik al niet meer ─ ineen voor een Kom op tegen Kanker-campagne? Het is een initiatief dat ik, en velen met mij, van harte toejuich en steun.

Dit keer staan de neveneffecten op latere leeftijd van kinderkanker centraal. Daarom heeft men gekozen voor wat de bedenkers van de actie het symbool bij uitstek van kinderlijk protest noemen: je tong uitsteken. Ik herinner me dat mijn ouwelui dat een ordinaire geste vonden en er ten zeerste op aandrongen dat ik die niet zou opvoeren, toch zeker niet in het openbaar. Ik ben het met ze eens: je tong naar iets of iemand uitsteken getuigt niet echt van een keurige opvoeding. Bovendien bieden uitgestoken tongen lang niet altijd een appetijtelijke aanblik.

Deze in mijn ogen blijk van slechte smaak zal me evenwel niet beletten om Kom op tegen Kanker opnieuw met een bescheiden donatie te steunen, al vraag ik me af wat ze volgend jaar als symbool zullen verzinnen. Een opgestoken middelvinger? Een knallende veest?

(Sn)eek!

Een vriendin van me, die tevens bommoeder is, zag zich gisteren genoodzaakt om haar zoontje ─ een spring-in-’t-veld van een jaar of tien ─ tijdelijk bij me te stallen. Omdat er vervullender bezigheden dan televisiekijken bestaan liet ik me gewoon voor de leuk overhalen om deel te nemen aan een computerspel: een tijdverdrijf dat ik vanuit mijn tenen haat als ik in mijn gewone doen ben, maar ik kon die jongen bezwaarlijk met een kleurboek opzadelen.

jungleIk diende me tijdens een overlevingstocht aan allerhande bizarrerieën over te geven en me zelfs in een schier ondoordringbare jungle te wagen, waar ijzingwekkende creaturen me belaagden en zowaar naar het leven stonden. Ik slaakte dan ook een zeer onmannelijke en allerminst heldhaftige gil toen er plots een flink uit de kluiten gewassen slang op meedogenloze wijze uit een boomkruin tuimelde, die me met opengesperde muil de doorgang versperde. Mijn tegenspeler schoot in de lach.
─”Ben je bang voor slangen?” vroeg hij.
─”Doodenge beesten vind ik het”, bekende ik.
─”Ik niet”, schuddekopte hij. “’t Zijn gewoon staarten met gezichtjes.”

Zo kun je het ook bekijken natuurlijk.

Een regelrechte schande

In het Belgische Ciney hebben mistevreden melkveehouders enkele jaren geleden ─ september 2009 ─ actie gevoerd tegen de lage melkprijzen en zo maar eventjes 6 miljoen liter van dat kostbare vocht op een akker gedumpt, met veel tralala en onder grote belangstelling van de pers. We stonden erbij en we keken ernaar.

In de Belgische hoofdstad hebben boze melkveeboeren gisteren ─ 26 november 2012 ─ opnieuw 15.000 liter van datzelfde kostbare vocht verkwanseld, teneinde hun protest tegen de lage melkprijzen kracht bij te zetten. We stonden er weer bij en we keken er opnieuw naar?

Een recent rapport van de Verenigde Naties stelt dat het aantal mensen dat honger lijdt inmiddels de kaap van 1 miljard overschreden heeft en dat er jaarlijks 15 miljoen kinderen van de honger sterven. We staan er weliswaar bij, maar we kijken er niet naar.

Ik zal toch zeker niet de enige zijn die daar van ganser harte niets van begrijpt? Kunnen ze daar geen melkpoeder van maken dan? Of mis ik iets?

confrontatie

Jongensdromen

Ik weet niet hoe het zo komt, maar er behoren nogal wat al dan niet bewust ongehuwde moeders tot mijn kennissenkring. Die mogen graag een beroep doen op mijn inmiddels roemruchtige kinderoppastalent. Ik ben natuurlijk een makkelijke prooi, want ik woon in mijn uppie en hoef zelfs om den brode mijn woning niet te verlaten. Daardoor is men geredelijk de mening toegedaan dat ik nauwelijks beslommeringen aan mijn hoofd heb, zodat ik ruimschoots aandacht kan besteden aan de kroost die men tijdelijk bij me stalt.

Wegens omstandigheden mag ik nu al een paar dagen een jonge logeergast met vaderlijke zorg omringen. Olivier is net acht jaar geweest en hij stuitert hier rond als een vleesgeworden pingpongballetje, overigens tot groot en zichtbaar ongenoegen van mijn katten, die duidelijk laten merken dat ze absoluut niet blij zijn met de aanwezigheid van zo’n kwikzilverige deugniet.

Vanmorgen zaten we aan de ontbijttafel en uit de radio huppelde een belegen meezinger van ene Tim Visterin: Ach meneer een mooie vogel wil ik zijn … Tot mijn verbazing zong Olivier het hele liedje mee en toen hij daarmee klaar was, vroeg ik niet zonder vertedering:
─”Zou je graag een vogel willen zijn?”
Hij knikte heftig en zijn snoet glansde als een lamp van duizend watt.
─”Dan zou ik hier wat komen rondvliegen”, verzekerde hij me en in gedachte zag ik hem al vertrouwvol op mijn schouder neerstrijken. “En dan schijt ik op je kop!” proestte hij het uit.

Stank voor dank. Meer moet je in dit leven niet van iemand verwachten.

schijtvogel

Een mislukt sprookje

Er was eens een gezinnetje …

Hansje en Grietje waren best wel gelukkige kinderen, hoewel hun moeder, Mie Modaal, een beetje aan de zorgeloze kant was en hun vader, Handige Harry, met een chronisch alcoholprobleem worstelde.

Op een frivole middag in de late lente opende de moeder de mond en sprak:
“Hans en Griet, gaan jullie eens even naar het dorp en koop daar twee liter soep van de dag en drie pizza’s.”
Ja, ze was helaas liever lui dan moe en als het even kon, liet ze het bereiden van maaltijden aan anderen over. Iedere woensdag vestigde er zich een marktkramer op het dorpsplein en die verkocht naast soep en pizza’s nog tal van andere gerechten, maar daar had Mie Modaal die middag geen zin.

Brave en gehoorzame Hansje begaf zich naar de garage en reed even later een soort zeepkist naar buiten. Zijn vader, die niet alleen Handige Harry heette maar dat ook was, had het eenvoudige voertuig voor hem gebouwd, al diende hij daartoe wel eerst een oude kinderwagen te slopen. Dat kon hij rustig doen, want ze waren hoegenaamd niet van plan om het gezin nog uit breiden.

Vanwege haar jeugdige leeftijd mocht Grietje in de koets plaatsnemen en Hansje duwde haar met jongensachtige bravoure tegen de helling op, want het dorp had zich in lang vervlogen dagen op een heuvelkam gevestigd. De lastige heenweg werd echter ruimschoots door de nauwelijks inspanning vergende terugweg gecompenseerd. De soep en de pizza’s kregen een plaatsje bij Grietje in het karretje.

Net buiten de dorpskom zag Hansje een uit het nest gevallen vogeltje in de goot liggen. Terwijl hij zich met het arme beestje bemoeide, zette de koets met Grietje aan boord zich in beweging. Het meisje begon te krijsen alsof ze in een mes hing. Hansje probeerde nog te redden wat er te redden viel, edoch hij struikelde in zijn haast en maakte zelfs een buiteling. De zeepkist bereikte ondertussen het steilste stuk van de helling en begon er vaart achter te zetten.

Een knappe en tevens charmante prins mende zijn stalen ros de heuvel op en zag het gevaarte komen aandokkeren. Met adembenemende souplesse gooide hij zich uit het zadel en stelde zich met ware doodsverachting in het midden van de weg op, klaar om het op hol geslagen vehikel tot staan te brengen en de passagiere te redden. Omdat een wiel in een putje terechtkwam, maakte het karretje onverhoeds slalommende bewegingen en de prins greep een gat in de lucht. Luttele seconden later schoot de koets de berm in en kapseisde …

Luidkeels huilend kwam Grietje onder het wrak vandaan. Ze bloedde hevig, maar even later bleek enkel de soep van de dag van haar af te druipen. Tomatensoep met balletjes. Ze was ongedeerd maar ze zag er niet uit.

Uit het struikgewas kwam toen opeens een varkentje met een lange snuit … en nu mogen jullie drie keer raden wie de koene prins was, die zich zo jammerlijk misgreep.

Dokter Zhivagina

Was sich überhaupt sagen läßt,
läßt sich klar sagen;
und wovon man nicht reden kann,
darüber muß man schweigen.*
Ludwig Wittgenstein

Ik vertel jullie waarschijnlijk geen nieuws, maar er bestaan mensen die echt niet weten wanneer of waarover ze hun snavel moeten houden. Zo werd ik tijdens een zakenlunch benaderd en aangesproken door een vrouw die ik weliswaar niet herkende, maar die volgens haar zeggen in lang vervlogen tijden mijn buurmeisje geweest was.

─”Weet je dat niet meer?” verbaasde ze zich. “We hebben samen nog doktertje gespeeld.”
─”Doktertje?” hikte de man die in haar kielzog dobberde en een agrarisch soort stevigheid over zich had.
Hij keek me aan alsof hij ieder moment over me heen kon kotsen.
─”Eigenlijk eerder gynaecoloogje”, wist zij niet van ophouden en ik niet waar ik me bergen moest. Ze wendde zich olijk knipogend tot mijn disgenoten: “Hij had een drukke praktijk, want hij was heel vakbekwaam, maar meer vertel ik daar niet over, al zweep je de vellen van mijn rug af.”

Het zal niemand verbazen dat de beide heren aan mijn tafel tijdens het verdere verloop van de maaltijd plaagstootjes bleven uitdelen en me zelfs op spottende wijze als Dokter Zhivagina aanspraken. De gezel van mijn vroegere buurmeisje daarentegen bleef me vanaf zijn zitplaats mesblikken toewerpen.

Een mens moet staan voor wat hij gedaan heeft, maar die oude koe hoefde men wat mij betreft echt niet uit de sloot op de dreggen.

* Wat gezegd kan worden, kan duidelijk gezegd worden, en waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.