Tag: intelligentie

Tietse truitjes

Ik heb nauwelijks interesse in de aan de gang zijnde hoogmis van het voetbal en nog minder in het opgefokte trammelant dat daarmee gepaard gaat. Gisteravond zocht ik dus zappend andere oorden op en zo belandde ik onverhoeds in de werkplaats van een weergaloze keukenprinses: Joyce uit Hoboken.

Ze nam deel aan het programma ‘Komen eten’ en diende derhalve haar gastronomische talenten op te dissen. Joyce spreidde echter veel meer tentoon dan haar kookkunsten. Ze had voor de gelegenheid immers een tiets truitje aangetrokken. Jullie zullen het adjectief tiets helaas nog steeds niet in Van Dale aantreffen, zelfs niet in de dikke. Nochtans gebruik ik het al jaren in huiselijke kring en op mijn blog, hetgeen bijvoorbeeld het geval is in het stukje Pépé beleeft een onvergetelijke dag dat hier jaren geleden verscheen. Jullie horen me niet beweren dat ik het woord zelf bedacht heb, want ik vermoed dat het niet enkel tot mijn thuistaal zal behoren. Een tiets truitje is dus een kledingstuk dat berekend is om indruk te maken: het zit als aangegoten en het is voorzien van een panoramische halsuitsnijding waarin men kopje-onder kan gaan.

Ik dwaal echter af, zij het wederom niet met tegenzin. Laat ons terugkeren naar het keukentje van de kokkerellende ─ let er vooral op dat dit woord op ellende eindigt ─ Joyce uit Hoboken, die in haar tot de verbeelding sprekende uitmonstering bezig was een dessert te bereiden. Daar had ze koffie voor nodig. Nu knipper ik niet zo gauw meer met de ogen, maar daar viel me toch de bek van open. Ze gooide een willekeurige hoeveelheid koffie in een papieren filter, plaatste die in de houder van het koffiezetapparaat, vulde de kan met water … maar goot dat niet over in het reservoir van het toestel. Nee, ze plaatste de volle kan onder de filter, drukte op de schakelaar … en was stomverbaasd dat er niets gebeurde.

Ze belde een hulplijn en daar vernam ze dat ze het reservoir van water moest voorzien. Dat deed ze met een enkel glas, want de kan vol water liet ze onaangeroerd staan waar die stond. Dra begon er wat koffie te druppelen en Joyce juichte uit volle borst … eh … borsten. De bruine vloeistof mengde zich met het water in de kan en Joyce dacht dat het zo hoorde: ze bereidde haar dessert met de danig verdunde koffie. Het zal wellicht niemand verbazen dat haar disgenoten het toetje nogal waterachtig van smaak vonden.

Ja, Joyce mag dan misschien een zachtjes deinend decolleté voor zich uit dragen, maar ze heeft de diepgang van … een kop koffie, wat blijkbaar vaker het geval is met deelnemers aan dat televisieprogramma.  Sommigen denken dat Clitoris een Grieks eiland is en volgens anderen is Fellatio een karakter van Shakespeare.

Slimmigheidje

Ik kreeg een e-mail van een reclamebedrijf, waarvoor ik ooit een aantal opdrachten heb uitgevoerd. Het bericht omvatte een leeg vak, met daaronder de mededeling: als je deze e-mail niet goed kunt lezen, klik dan op deze link.

Aangezien de e-mail me niets leesbaars aanbood ─ en ik stilletjes op een lucratief reclameopdrachtje hoopte ─ klikte ik op de link …

… en toen kwam ik op de website van een opticien terecht.

Weetlust

RobinHoodGisteren kwam ik tot de ontdekking dat mijn digicorder onder een zware last gebukt ging en zelfs op het punt stond om te bezwijken, of althans het opnemen te staken. Ik prop die immers vol met allerhande programma’s, die ik op een later tijdstip wil bezienswaardigen, wat ik echter telkens weer uitstel, tot het toestel me met zijn limieten confronteert. Ik besloot de film Robin Hood uit zijn gevangenschap te bevrijden.

De beelden dompelden me onder in de volle middeleeuwen en dat waren niet alleen wrede tijden, maar ze wierpen ook vragen bij me op, of beter gezegd één vraag, die opeens recht overeind veerde.  Als we er gemakshalve van uitgaan dat de middeleeuwen zich tussen de jaren 500 en 1500 voltrokken, kunnen we inderdaad van de middelste eeuwen van onze tijdrekening gewagen. Als ik echter een sprong in de toekomst maak en een van mijn reïncarnaties in pakweg het jaar 3000 laat terechtkomen, zullen de middeleeuwen op dat moment eigenlijk geen middelste eeuwen meer zijn. Wat zullen de reïncarnaties van historicus Bart De Wever en andere geschiedkundigen dan met die benaming aanvangen?

Kijk, met zulke pietluttigheden houden mijn hersens zich bezig. Daar wordt een mens toch helemaal gestoord van!    

Een stichtend vignet

In lang vervlogen tijden, toen men nog geen rechtszaken kon afkopen en men je zonder pardon in de gevangenis gooide als je bijvoorbeeld een lening niet tijdig terugbetaalde, leefde er een man die een buitengewoon aanminnige dochter had, maar helaas ook een hoop poen schuldig was aan een woekeraar.

Van die knevelaar, die eigenlijk te oud was om nog op een geloofwaardige manier aan het begin van iets groots en meeslepends te staan, kon men bezwaarlijk beweren dat hij aanbiddelijke looks bezat of een schoonheidsprijs verdiende. Wel integendeel! Hij had het echt niet met zichzelf getroffen. Hij was een kraakamandel van een ventje, een bonsai-uitgave van een mens eigenlijk, zo lelijk als een krijtezel en een gluiperd van het zuiverste water, want hij had een oogje op de zeer minderjarige dochter van zijn schuldenaar. Om die reden deed hij een oneerbaar voorstel: als zij met hem trouwde, zou hij de schuld van haar vader als afgelost beschouwen.

Zowel de vader als de dochter waren in hoge mate ontzet en vervuld van afgrijzen. De achterbakse uitbuiter merkte dat zijn haring niet braadde en kwam vervolgens met het voorstel op de proppen om de voorzienigheid te laten beslissen. Hij zou een wit en een zwart steentje in een zakje stoppen, waaruit het meisje er vervolgens eentje moest opvissen. Als dat het zwarte steentje was, diende ze met hem te trouwen en verviel de schuld. Koos ze daarentegen het witte exemplaar, dan mocht ze bij haar vader blijven en zou hij de lening eveneens als afgelost beschouwen. Indien ze weigerde mee te werken, zou hij haar vader in de gevangenis laten gooien en wachtte haar de hongerdood.

De vader stemde toe, zij het zeer tegen zijn zin. Ze stonden met zijn allen op een kiezelpad in de tuin. De aasgier raapte twee steentjes op en liet die met een snelle beweging in het zakje glijden, maar het meisje had toch in de gaten dat de bedrieger twee zwarte steentjes gekozen had. Een glimlachje speelde om haar lippen …

Ze stopte haar hand in het zakje, nam een steentje, bracht het naar buiten en liet het vallen voor iemand het had gezien. Het kwam op het pad terecht tussen de duizenden andere witte en zwarte kiezels.
“O, wat ben ik toch verschrikkelijk onhandig,” zei ze, “maar geen nood: we kijken gewoon even welke kleur er nog in het zakje zit.”
Dat was vanzelfsprekend zwart, dus had zij zogezegd het bevrijdende witte steentje uit het zakje gehaald en zodoende haar vader van zijn schuld en zichzelf van een verschrikkelijk lelijke echtgenoot bevrijd.

Tjonge jonge, wat bestaan er toch pientere meisjes. Niet te filmen!

(Deze historie is ontsproten aan de fantasie van een nobele onbekende, maar ik heb die wel helemaal zelf vertaald en ─ ik kon het weer niet laten ─ in een eigenwijze vorm gegoten.)

Bij de pinken

denksportEen wachtzaal vol mensen die de tijd proberen te doden. Naast me zit een man die de leeftijd van de zeer sterken bereikt heeft en toch nog goed bij zijn hoofd is, want hij worstelt met een kruiswoordraadsel.
“Vijf sterren”, zegt hij fier en hij glundert eventjes zijn ouderdom weg.
Om te bewijzen dat hij de waarheid spreekt toont hij me de omslag van zijn boekje, waarop ik inderdaad het cijfer 5 met een asterisk opmerk.

Dan kijken we beiden naar een slankgegorde reuzin die ons op zeer hoge, in loeistrakke jeans en laarzen geprangde poten voorbijstapt. Mijn buurman stoot mij aan.
“Vraag haar even of het koud is boven”, fluistert hij grinnikend.
Met een knorrend keelgeluid betuig ik instemming, laat ik blijken dat ik hem weliswaar niet veel, maar toch een beetje grappig vind. Ondertussen stapt het kingsize vrouwmens naar een geheimzinnige deur, waarachter zich luidens het opschrift de Commissie voor Ethiek ophoudt. Ze plooit zich ongeveer dubbel, om even door het minuscule luikje naast de kruk te loeren, waarna ze haar weg vervolgt.

Nauwelijks vijf minuten later herhaalt een andere vrouw deze procedure en vrijwel meteen daarna daagt er een struise boerenmeid op, die zich eveneens aan dat spieden bezondigt. Ik schiet in de lach, want ik vind het op zijn minst een rare, om niet te zeggen onnozele bedoening. Mijn buurman deelt in mijn vreugde. Hij buigt zich naar me toe en zegt:
“Er mag dan wel commissie voor ethiek op die deur staan, maar dat bespioneren vind ik toch niet echt een schoolvoorbeeld van ethisch gedrag.”
Opnieuw geef ik gnuivend blijk van mijn instemming.

Die puzzelaar mag dan misschien oud en der dagen zat zijn, maar hij is alleszins jong en lenig van geest gebleven. Misschien dat het oplossen van kruiswoordraadsels daarbij helpt. Weten jullie wat?  Ik zal straks zo’n vijfsterrenboekje kopen.

Een slim bedenksel

Ik denk niet dat ik een achterlijk duinkonijn ben, dat aan de bron der intelligentie slechts de lippen bevochtigd heeft. Af en toe waag ik het zelfs om mezelf als gisse jongen en eigenaar van een schrander verstand te beschouwen. Ik ben er me echter ten zeerste van bewust dat ik niet over technische vaardigheden beschik. Mijn ouwelui hebben weliswaar geen schoolgeld aan me verspild, maar er is alleszins geen civiel ingenieur aan me verloren gegaan.

Zo heb ik bijvoorbeeld nog nooit iets uitgevonden, maar als het aan mij ligt, komt daar vandaag verandering in. Voor een goed begrip dien ik jullie eerst de elementen aan te reiken, die mij aan het denken hebben gezet en allicht in spitsvondigheid zullen resulteren:

  • het is volop herfst en de bladeren vallen van de bomen
  • sinds vanmorgen staat er een harde wind die ons bovendien uit het noordwesten aanwaait
  • ik loop nog steeds op krukken en zowel artsen als fysiotherapeuten hebben me opgedragen om dagelijks heel wat meters te maken

Aangezien talloze bomen mijn stulpje omsingelen, dwarrelen er te mijnent nogal wat bladeren naar beneden. De felle wind neemt die op sleeptouw en deponeert die met gulle adem op mijn terras, dat normaliter op de zonsondergang uitkijkt en vandaag dus ook op het tochtgat van de Noordzee. Ik heb al geprobeerd om een beetje schoon schip te maken, maar dat verloopt allesbehalve vlot, vanwege die vermaledijde krukken.

Daarnet kreeg ik echter een lumineus idee. Ik hobbel dagelijks tientallen keren heen en weer over het terras, om enigszins op stoot te blijven. Als ik nu eens aan mijn ene kruk een bezem zou vastmaken en een blik aan de andere …

Neem het me niet kwalijk dat ik mijn schrijfsel hier en nu onderbreek. In me is de uitvinder ontwaakt en die gaat nu onverwijld aan het uitvinden. Volgens mij ben ik nu toch aardig op weg om de Nobelprijs voor finessigheid in de wacht te slepen.

Gastronomen

Het gestoethaspel waarmee ik me door mijn woning verplaats, is waarschijnlijk nooit overtroffen. Het mag duidelijk zijn dat ik het gestumper met krukken, looprek en rolstoel inmiddels goed zat ben. Alles wat ik doe, is opeens veel moeilijker en tijdrovender. Ik heb geen opschiet. Voeg daar nog de dagelijkse aanloop van een verpleegster bij en het bezoek van een doortastende fysiotherapeut, die van wanten weet en me op zeer doeltreffende wijze pijnigt, en jullie zullen begrijpen dat ik nauwelijks tijd overhoud om te schrijven.

rolstoelGisterenmiddag had ik me net aan zelfbeklag overgegeven, toen mijn goede vriend Reinhold te mijnent verscheen. Hij merkte meteen dat ik in een dip zat, dus plooide hij mijn rolstoel de kofferbak van zijn auto in en hij bracht me naar de kust. We kennen elkaar al heel veel jaren en hij weet dat de zee, net als de roekeloze sterrenpracht, bij mij in staat is om het bestaan te relativeren, wonden te helen, troost te bieden en besognes uit de weg te ruimen. Hij duwde me doorheen een fikse wandeling, haalde herinneringen op, maakte grappen … en daar knapte ik zienderogen van op. Ik werd er warempel zo blijmoedig van als een bloemenwinkeltje.

Tegen de avond stuurde hij me een restaurant binnen. We brachten net mes en vork in stelling toen aan de belendende tafel een stel neerstreek. Ze hadden beiden een agrarisch soort struisheid over zich heen en zetten feestelijke gelegenheidsgezichten op.
“Voor mij een biefstuk natuur met peperroomsaus”, sprak de man.
Het meisje dat de bestelling opnam, vroeg hem of hij een biefstuk natuur dan wel een biefstuk met peperroomsaus wenste.
“Een biefstuk natuur,” zei hij en zij noteerde dat snel op een blocnote, “maar met peperroomsaus.”
Ze verstarde. Even leek het erop dat ze hem omstandig tekst en uitleg zou gaan verschaffen, maar toen besloot ze dat niet te doen. Ze haalde bijna onmerkbaar de schouders op en zei:
“Een biefstuk natuur met peperroomsaus voor meneer. En voor mevrouw?”

“Mosselen natuur op Provençaalse wijze”, mompelde Reinhold en ik schoot in de lach.
“En voor mij een dame blanche met frambozencoulis”, grijnsde ik.

En zo werd het toch nog een aangename avond.