Tag: haantjesgedrag

Een d(onald)t(rump)-fout

Ik pleeg van mijn hart geen moordkuil te maken en ik ben ook niet bang om het achterste van mijn tong te laten zien, dus mag iedereen weten dat ik allerminst een bewonderaar ben van de nieuwbakken president van de Joenaaitud Steets, Donald Duck … herstel … Trump.

Men doet de waarheid geen geweld aan als men hem een ijdeltuit, een verwaande kwast of een narcist noemt. Hij heeft de charme van een bulldozer, staat ongehoord bot in het leven, lijkt onnatuurlijk veel van zichzelf te houden en denkt dat hij een godsgeschenk indien al niet de Zaligmaker is. Grote kak op een klein potje als je het mij vraagt, maar wie vraagt me wat? Ik vind hem alleszins een karpatenkop hebben, hetgeen Van Dale omschrijft als een gezicht waaruit aan onverzettelijkheid gepaard gaande domheid spreekt. Maar goed, mijn ouwelui hebben me meegegeven dat ik geen oordeel over iemand moet vellen, afgaand op een eerste indruk, dus geef ik hem vooralsnog het voordeel van de twijfel en houd ik me op de vlakte wat het beoordelen van zijn capaciteiten als president betreft. Ik zie het met andere woorden nog even aan en blijf voorlopig beleefd van hem balen.

dtWel kan ik nu al mijn afkeuring uitspreken over zijn gebrek aan stijl. Zo heeft hij kennelijk nooit te horen gekregen dat een man zijn jas hoort dicht te knopen als hij zich in verticale positie bevindt of voortbeweegt. Op de dag van zijn inauguratie liep hij de hele dag als een sloddervos te kijk en zelfs tijdens zijn eedaflegging vond hij het niet nodig om zijn pens te camoufleren. En dan die dassen waarmee hij zijn dikke nek omgordt. Die zijn veel te lang en als ik dan ook nog zie op welke knullige manier hij het smalle uiteinde van dat kledingstuk in toom probeert te houden … dan hoop ik dat dit geen voorafspiegeling is van de manier waarop hij zijn land in het gareel zal houden.    

Tenslotte nog dit: hoogmoed is niets anders dan een onhandige manier om frustraties te verdoezelen of te compenseren en als dominantie gepaard gaat met domheid is men nog niet jarig.

Met dat heerschap zijn ze in de Joenaaitud Steets nog niet klaar, vrees ik, en hopelijk delen wij niet al te zeer in de brokken.

dt2

Blindvaren

De ranke boot sneed zich een weg door het water. Aan boord bevonden zich acht moderne galeislaven en een stuurmannetje, dat bij nader toezien een stuurvrouwtje bleek te zijn. Vanaf het jaagpad op de oever werden ze op toezichthoudende wijze bijgestaan door een man op een fiets, die zich van een megafoon bediende om op dictatoriale wijze bevelen en richtlijnen over te brengen. Die roeptoeter bezeerde in niet geringe mate de stilte waarin het kanaal zich placht te hullen en was eigenlijk volstrekt overbodig, omdat de roeiers zich ruim binnen de gehoorsafstand van een onversterkt stemgeluid bevonden.   
“Als ik ja zeg,” riep het heerschap, “doen jullie tien slagen met de ogen dicht en dan kijken jullie of jullie in mekaars ritme gebleven zijn. Ik zal nu ja zeggen. Ja!”

Zijn geroeptoeterde ja was nog niet helemaal koud of er ontstond een groot geharrewar van roeispanen en armen aan boord van het vaartuigje, dat van de weeromstuit vervaarlijk begon te wiebelen. Het was zelfs voor een leek als ik overduidelijk dat de inzittenden niet de kunst verstonden om in mekaars ritme te blijven als ze de ogen sloten.

Gelachen dat ik heb! Ik vraag me trouwens nog steeds af welk nut dat blindvaren zou kunnen hebben. En die roeptoeters mogen ze van mij met onmiddellijke ingang verbieden.

Ontkleedvertoning

Zowat anderhalf jaar geleden verscheen hier Oorwurmpje, waarin ik beschreef hoe een ongediertje tijdens het fietsen mijn oor binnendrong, daar in doodsangst tekeerging en ten slotte schielijk het tijdelijke met het eeuwige verwisselde.

Ik moet blijkbaar een grote aantrekkingskracht op insecten uitoefenen, want eergisteren kwam er opnieuw een exemplaar op ongewenst bezoek. Het beestje vestigde zich onder mijn polohemd en gaf luidkeels lament. Omdat ik beducht was voor een venijnige steek of een bitse beet begon ik duchtig het kledingstuk te manipuleren en met mijn lichaam te kronkelen als een aal in doodsnood, hetgeen allerminst een sinecure is als je aan het fietsen bent, dus hield ik halt om ongelukken te vermijden.

Ik trok mijn hemd uit, keerde het binnenstebuiten en schudde het insect de wijde wereld in. Aangezien ik net zo min een borstrok, als een onderlijfje of een marcelleke draag ─ wat mijn moeder als een ongezonde gewoonte beschouwde ─ stond ik daar met ontbloot bovenlijf toen twee dames van middelbare leeftijd op het pad verschenen. Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat ze verlekkerd naar mijn zongebruinde koffiefiltertorso gluurden, al zou het best kunnen dat de wens de vader van de gedachte was.
─”Ga er vooral mee door!” monkelde de ene.
─”Wat schuift het?” grijnsde ik. “Voor niets gaat de zon op.”   
─”Eerst ons lekker maken en dan ‘t mooiste laten zitten”, schokschouderde ze en lachend vervolgden ze hun weg.

Ik eveneens.

Kanttekeningen ─ 5

1.
Kris Peeters ─ vicepremier en minister van Werk in Belgenland ─ verklaarde onlangs in een interview: “Iedereen in dit land leeft boven zijn stand. Wij allemaal.”
Het is dan ook verbazingwekkend dat de regering waartoe Peeters behoort het nodig vindt om ons opperhoofd ─ Fluppe van België ─ een opslag van zo maar eventjes € 39.000 te geven, terwijl dat volstrekt nutteloze heerschap al een jaarlijkse dotatie van € 11.651.000 in de schoot geworpen krijgt, om van alle voordelen in natura nog te zwijgen.
Ik heb het hier al eerder en bijna tot vervelens toe gezegd, maar ik blijf het herhalen: afschaffen die handel!

2.
Muhammad Ali, alias Cassius Clay, is dood en inmiddels ook al begraven, nadat men hem wereldwijd uitbundig wierook toezwaaide en onder  loftuitingen bedolf. Zelf vond ik hem een ijdelzuchtige kwek, die zijn eigendunk nauwelijks kon tillen, onnatuurlijk veel van zichzelf leek te houden en aan de bron der intelligentie slechts de lippen bevochtigd had, zelfs toen de herfst in zijn hoofd nog niet was ingetreden. Ik staaf dit even met een van zijn citaten:

All white people are devils … Blacks are no devils … Everything black people doing wrong comes from the white people. Drinking, smoking, prostitution, homosexuality, lying, stealing, gambling: it all comes from the white people.

Alle blanken zijn duivels … Zwarten zijn geen duivels … Alles wat zwarten fout doen, komt van de blanken. Drinken, roken, prostitutie, homoseksualiteit, liegen, stelen, gokken: het komt allemaal van de blanken.
Muhammad Ali

Hij was een man die goed kon vechten, al weet ik niet wat daar de verdienste van kan zijn.

3.
Dan denk je dat je alles gezien hebt en dan krijg je dit nog:

duivels1

Het moet niet nog gekker worden.

duivels2

De dag van de loslopende dieren

Op het jaagpad langs het kanaal, in de buurt van Stalhillebrug, stormden plots drie koeien op me af, waardoor ik van de fiets moest om me achter een boom in de berm te verschansen. Ze waren blijkbaar ontsnapt en leken vast van plan om ten volle van de verworven vrijheid te genieten. Ze draafden me huppelend voorbij, met vrolijk heen en weer klotsende uiers en zwiepende staarten. Ik meende zelfs een triomfantelijke glimlach op hun muil te ontwaren, maar dat heb ik me vast ingebeeld, want deze uiting van vreugde is naar verluidt voorbehouden aan La Vache Qui Rit.

Tien kilometer later, in de bossen van het Vloethemveld, galoppeerde er plots een paard naar me toe: een schuimbekkende en ongezadelde schimmel, waarin ik het ros van Sinterklaas meende te herkennen, maar ook dat zal wellicht inbeelding van me geweest zijn, want volgens de kalender is zowel de goedheilig man als zijn vervoermiddel al naar Spanje teruggekeerd. Omdat zo’n op hol geslagen dier zich niet aan verkeersregels pleegt te houden diende ik me opnieuw achter een boom op te stellen.

Nog eens drie kilometer later stond er plots een loebas van een hond voor me in het midden van de weg. Ik kon bezwaarlijk van hem verwachten dat hij een vin zou verroeren, aangezien hij niet over zo’n orgaan beschikte, maar hij leek me ook niet van plan om een poot uit te steken, dus stapte ik ten derde male van mijn fiets, om hem uiterst behoedzaam te passeren. Hij zette weliswaar een smoel op alsof hij iets smerigs rook, maar hij liet me gelukkig ongemoeid.

Zou het vandaag de dag van de loslopende dieren zijn?

Daarna zag ik ook nog een sportieve fietser ─ nu ja, sportief? ─ die zich als loslopend wild, meer bepaald als een gefrustreerd konijn, gedroeg. Hij slingerde een autobestuurster op jaren, die zich nochtans aan geen enkele overtreding schuldig maakte, allerlei verwijten naar het hoofd omdat ze Zijne Doorluchtigheid enigszins hinderde. Waarschijnlijk wilde hij zich laten gelden omdat hij zich door het leven tekortgedaan voelde en slechts over een heel klein lulletje beschikte. De loeistrakke uitmonstering die hij voor het uitoefenen van zijn hobby meende te moeten dragen, verried immers wat hij in huis had en bij hem was dat alleszins niet veel zaaks.

Knarsetanden

1.
De televisie nam ons mee naar Brussel, waar we op de stoep bij de Dienst Vreemdelingenzaken belandden tussen allemaal vluchtelingen die zich als asielzoeker wilden registreren.

We volgden een Afghaanse jongeman die zich voor het eerst op 13 november aangemeld had, maar er nog steeds niet in geslaagd was om binnen te raken. Hij hield nochtans een oranje oproepingsbrief voor 25 november in zijn handen, maar die werd hem klakkelings, om niet te zeggen op uitermate onbeschofte wijze, afgenomen en vervangen door een groen exemplaar voor 18 december.

Je kon de wanhoop van het gezicht van die jongen aflezen. Vanwege de NO op dat document kan hij immers tot 18 december nergens terecht, zelfs niet in de noodopvang.

Kijk, ik kan er begrip voor opbrengen dat ze gezinnen met kinderen voorrang verlenen, maar ze moeten ook niet met mensen gaan sollen … en alleenstaande mannen zijn ook mensen.

Asiel

2.
De televisie nam ons mee naar Kortrijk waar politiemannen vier donkerhuidige jongens gevloerd hadden en op onzachte wijze in de boeien sloegen, want men had ze betrapt op het stelen van een fiets. Achteraf bleek dat ze enkel bezig waren geweest het koppige slot van een van hun eigen fietsen tot betere gedachten te brengen.

De burgemeester van Kortrijk, Vincent Van Quickenborne, vond dat brutale optreden kennelijk de normaalste zaak van de wereld en absoluut geen reden om excuses aan te bieden. Ik vermoed dat hij wellicht anders zou gepiept hebben als men hem indertijd, bijvoorbeeld toen hij joints aan het opstoken was, op dezelfde manier behandeld had.

Er is de jongens onrecht aangedaan en dan is het aanbieden van excuses wel het minste wat men kan doen. Schaam je, Van Quickenborne!

Hu paard, je staat te schuimbekken!

O, wat heb ik me weer omstandig zitten opwinden en dat is absoluut niet goed voor mijn algemene welbevinden.

Zoals mijn trouwe lezers weten neem ik ieder jaar deel aan het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Ik was van plan om dat ook dit jaar te doen, op 19 december, maar nu heb ik besloten om af te haken. Ik ben namelijk heel erg boos en ik wil graag even uitduiden hoe dat zo komt.

Martine Tanghe, een boegbeeld van de VRT, placht het dictee samen met de Nederlander Philip Freriks te presenteren. Een paar weken geleden meldde de organisatie dat Martine de fakkel doorgaf aan Freek Braeckman, wat ik bijzonder jammer vond, want ik beschouw Martine als een dame en ze spreekt het fraaiste Nederlands dat ik ooit in de lage landen bij de zee heb waargenomen. De woorden geuren als het ware uit haar mond.

Ik heb in de voorbije jaren vaak de loftrompet over haar gestoken:
– Martine Tanghe heeft een wit voetje bij me, omdat ze zich van onberispelijk Nederlands bedient en omdat ze een onwereldse klasse uitademt.
– De onvolprezen Martine Tanghe met de in zachtzinnigheid gedrenkte stem.
– Martine Tanghe geeft zich over aan vogelzang in mensentaal.

Nu blijkt echter dat Martine hoegenaamd niet vrijwillig opstapt. De organisatie heeft haar respectloos uitgerangeerd omdat … de Nederlanders eens iets anders willen. Dat zullen dan ongetwijfeld dezelfde Nederlanders zijn die zich met hun buitensporige bek als een bezettingsmacht gedragen op kampeerterreinen in het zuiden.

Wel, wij Vlamingen willen wel eens iets anders dan die rochelende, net niet kwalsterende Freriks, over wie ik me al vaker in minder lovende bewoordingen heb uitgelaten:
– Philip Freriks heeft een stem waarmee men daken kan ontmossen.
– Zijn schabouwelijke dictie is voor veel Vlamingen een onverstaanbare doodsreutel.
– Hij wekt de indruk dat hij tijdens het dicteren een walvis staat te pijpen.
– Hij spreekt alsof hij steengruis staat te gorgelen.

Als ik Freek Braeckman was, zou ik die hautaine Nederlanders feestelijk bedanken voor hun opdracht. Het dictee kan mij voortaan gestolen worden en de organisatoren ervan mogen van mij het moeras inzakken, of het slingerschijt krijgen.

Leve Martine Tanghe!

Hier kun je nalezen wat ik allemaal over het dictee, over Martine en over Freriks schreef:

Oudjaar met Martine Tanghe
Is Engels het nieuwe Nederlands?
Schrijfkramp
Ik schreif zonder fowten

Hommeles

Ik loop eens even het bos in, dacht ik bij mezelf en ik voegde meteen de daad bij de gedachte. Nu ja, veel moeite hoefde ik daarvoor niet te doen. In dichte drommen omsingelen bomen mijn woning en als ik pakweg vijftig stappen buiten de deur zet, bevind ik me tussen stugge stammen onder pathetische gewelven van loverkapsels. Sommigen noemen me de bospoeper. Vraag me niet waarom.

Ik ontweek behoedzaam een aantal communes van verlekkerd kijkende brandnetels en kwam toen op een plek waar enkele gestorven bomen lagen te vermolmen. Het duurde niet lang of … tja, jullie weten het of jullie weten het niet, maar er zijn drie dingen die een onweerstaanbare aantrekkingskracht op mannen uitoefenen. Het stoken van vuurtjes komt op de allereerste plaats, gevolgd door het verspreiden van water via allerhande toestellen, zoals sproeilansen, hogedrukreinigers … en wat dies meer zij. Het is niet zonder reden dat ik me in mijn allereerste schoolopstel ─ hoelang is dat wel niet geleden? ─ vergreep aan een memorabele en ietwat dubieuze zin: “De brandweermannen kwamen aangelopen met spuitende slangen.” Ik dwaal echter af, zij het wederom niet met tegenzin. De derde handeling waar mannen een uitgesproken zwak voor hebben is poken en porren …

Het duurde dan ook niet lang of ik voorzag me van een indrukwekkende stok, waarmee ik lustig in het houtafval begon te poken … en binnen de kortste keren paniek veroorzaakte in het hommelnest dat zich onder die pulp bevond. Christene zielen! Er stegen gelijk honderden, indien al niet duizenden van die brompotten op. Ik heb ze niet geteld, want dat is mijn fort niet en bovendien had ik er geen tijd voor, want ijlings vluchten was de boodschap. Ik speerde weg, alsof uitslaande brand me aan de broek lekte.

Ik mag me gelukkig prijzen dat het hommels betrof. Die zijn niet agressief en ze vonden het niet eens nodig om me aan te vallen of zelfs maar te achtervolgen. Als het wespen geweest waren zou ik dit stukje waarschijnlijk niet geschreven hebben, of toch alleszins vandaag niet.

Ouwe lullen

Twee mannen, die eigenlijk al veel te oud waren voor een midlifecrisis, maar zich toch tot elke prijs tegen de ouderdom wilden verzetten, hadden plaatsgenomen in een open sportauto. Met een rotvaart scheurden ze ermee over een smalle asfaltweg, die hoofdzakelijk door fietsers en wandelaars gebruikt werd en waar een maximumsnelheid van vijftig kilometer gold. Allen daar aanwezig, schrijver dezes incluis, dienden ijlings hun heil in de berm te zoeken toen die heren er aangejakkerd kwamen in hun belachelijke proletenbak. Ze raasden me voorbij, schonken geen aandacht aan de wijsvinger die ik verwijtend tegen mijn voorhoofd tikte … en meteen daarna hadden ze prijs. Ze raakten iets, dat vloog de lucht in, beschreef daar een keizerlijke boog en stortte vervolgens neer.

Ik hield halt bij het zieltogende, stuiptrekkende eekhoorntje en heb het toen met een voorzichtige voet de berm ingeschoven, waar het de ogen opensperde en stierf.

Zou je ze niet!

Brozems

Helemaal aan het begin van het pad dat naar mijn woning drentelt, heb ik ooit een bordje neergepoot met de melding dat het een privaat weggetje betreft. Desalniettemin negeren wandelaars, joggers, fietsers, hondenuitlaters en soms zelfs ruiters deze mededeling om hun goddelijke driehoek te gaan. Ik ben een verdraagzaam mens en dus kan ik het hebben, zolang ze maar geen uitwerpselen achterlaten of bij me aanbellen met de vraag of ze even mijn toilet mogen gebruiken. Ik heb een beetje last van smetvrees.

Sinds een paar dagen krijg ik echter te maken met een aantal motorcrossers, die met hun helse en uitermate luidruchtige machines in splijtende vaart langs mijn stulp jakkeren en niet alleen lawaaimolest veroorzaken, maar tevens een gevaar vormen voor de mensen en dieren, inclusief mijn katten, die zich op het pad bevinden en hoegenaamd niet voorbereid zijn op zo’n driest geweld. Ik heb tijdens hun passage al een paar keer heftig staan gesticuleren, maar dat lappen die heren vanzelfsprekend aan hun laars. Ik zou een beroep op de politie kunnen doen, maar die zullen mij waarschijnlijk zien komen, want ik weet nooit vooraf wanneer die vanwege hun helmen onherkenbare maniakken zullen opduiken en mag niet verwachten dat agenten permanent de wacht optrekken.

Ik zou natuurlijk een afsluiting kunnen aanbrengen, maar dan moet ik die bij aankomst of vertrek zelf ook iedere keer openen en sluiten … zelfs bij nacht en ontij, of als het zeer doeltreffend regent. Nee, ik zal iets anders moeten verzinnen.