Tag: gedrag

Blij met een dode mus

Ik heb geen noemenswaardige familie en mijn schaarse vrienden zitten op hun geld als een duivel op een ziel, of schurken zo gelaten tegen de armoede aan dat ze een kei het vel zouden afstropen.

Het gebeurt derhalve niet vaak dat ik van iemand een presentje krijg, laat staan een heus cadeau. Nu wil het geval dat ik al meteen na de jaarwisseling jarig ben. Door deze samenloop van omstandigheden zag een vriendin van me, N., zich genoodzaakt om toch even in de beurs te tasten en een geschenk voor me te kopen: een cadeaubon van Google Play, waarmee je als gebruiker van het Androïd besturingssysteem je telefoon of je tablet van allerhande leuke en handige toevoegsels kunt voorzien.

Nu ben ik wel de gelukkige eigenaar van zowel een slimme telefoon als een al even snuggere tablet, maar die zijn beide van Apple en ze gebruiken een ander besturingssysteem, zodat ik niets met die cadeaubon kon aanvangen. Ik slaagde er evenwel in om mijn gevoelens meesterlijk te verbergen en veinsde laaiend enthousiasme over hetgeen ik aangeboden kreeg. De milde schenkster raakte haast buiten kennis van verrukking.

Ik heb geprobeerd om die bon in te wisselen voor een exemplaar van Apple, maar dat bleek onmogelijk, omdat die dingen naar verluidt bij de aankoop ervan geactiveerd worden.

Ik meen te weten dat mijn vriend, R., het besturingssysteem van Android gebruikt. Bovendien is hij binnenkort jarig. Ik heb al een cadeautje voor hem en dat zal me niks kosten. Blij toe, want ik zit eveneens op mijn geld als een duivel op een ziel.

‘t Is ook nooit goed

Enkele weken geleden …

Op een voor voetgangers en fietsers gereserveerd pad dien ik een wandelaar in te halen. De man zwalkt heen en weer als een aangeslagen bokser, zodat ik me genoodzaakt zie hem even te waarschuwen dat ik eraan kom.
“Mag ik er even langs?” roep ik dus.
Hij keert zich met een ruk naar me toe, kijkt me aan alsof hij van plan is om tot een handgemeen over te gaan en snauwt:
“Heb je een vinger gebroken of zo? Of ben je te lui om even te bellen?”

Enkele dagen geleden …

Ik befiets hetzelfde pad en krijg opnieuw een nogal wispelturige wandelaar in het vizier. De woorden van zijn voorganger indachtig gebruik ik mijn bel, die enkel een bescheiden geluidje produceert: ping!
De man draait zich om, kijkt me aan met duistere kwaadaardigheid, werpt me een aantal mesblikken toe, vloekt wat duivels uit de hel en schiet uit zijn slof:
“Hang voortaan een koeienbel rond je nek!”

Ja zeg, zal ik me van kant maken? Zullen we de manier waarop je een voetganger moet inhalen dan maar in het verkeersreglement opnemen? Of zal ik voortaan gewoon thuisblijven en met mijn tenen spelen tot vermaak van mijn hielen?

Een sanitaire stop

Ik zou een vriendin naar een opslagruimte voor bejaarden brengen, niet omdat ze er wenste te verblijven, want daar is ze veel te jong voor, maar omdat ze haar moeder wilde verblijden met een bezoek.

We waren nog niet helemaal vertrokken, of ze moest al hoog naar de wc, hetgeen bij haar vaste prik is, want ze heeft naar verluidt last van een overactieve blaas. Wie ben ik dat ik haar dit euvel zou ontzeggen?

We hielden halt en betraden een theesalon waar iedereen bejaard was. Terwijl mijn vriendin zich ergens van overtollig vocht ontdeed, zat ik wat om me heen te kijken en was zodoende getuige van een toch wel vreemd tafereel. Niet ver bij me vandaan zaten een man en een vrouw oud en der dagen zat te zijn en thee te drinken. Opeens, toen de vrouw zich onbespied waande, diepte ze twee theebuiltjes en een kleine thermos uit haar handtas op, om er stiekem haar man en zichzelf mee te bedienen.

Kom daar nu eens om! Ik weet niet of dit gebeurde uit geldnood of uit gierigheid en eigenlijk hoef ik het ook niet te weten, maar zoiets heb ik nog nooit gezien en ik heb nochtans al heel veel gezien.

Nu ja, zoals ik al zei: ik bemoei me met m’n eigen zaken.

Voor wat, hoort wat

Het kunnen niet iedere dag pauwentongetjes zijn, om van kaviaar nog te zwijgen. Ik zat en at een sobere maaltijd in een Brugs restaurant, waar een kameraad van me de scepter zwaait en de baas speelt.

De tafel aan mijn linkerzijde werd ingenomen door twee heren, die vrijwel onafgebroken met mobieltjes bezig waren. Iets verderop zat een dame op een tablet te tokkelen alsof haar leven er van afhing. Het zijn me de tijden wel, deze moderne exemplaren. Ik doe er niet aan mee. Als ik een restaurant betreed, laat ik zowel mijn telefoon als mijn tablet achter. Laat me alsjeblieft ongestoord eten!

Het bejaarde echtpaar dat zich rechts van me ophield, liet zich ook door geen snufjes afleiden. Ik zag hoe de man mes en vork in stelling bracht, om op niet al te sierlijke wijze een kip te bevechten. Hij beroofde de vogel van een poot, die hij vervolgens bij zijn in haar bord peurende disgenote deponeerde. Die stortte er zich op als een roofdier op een prooi en begon er verwoed op te kluiven, drassig smakkend, slobberig kauwend en klokkend zwelgend.
“Je hoeft het bot niet op te eten, hoor!” zei de man goedig en hij glimlachte meewarig naar me, waardoor ik begreep dat de vrouw wellicht verdwaald was in het Alzheimer Wald.

Mijn de scepter zwaaiende kameraad bevestigde dat even later en maakte van de gelegenheid gebruik om me nog enkele anekdotes op te dissen. Zo had hij een trouwe klant, die altijd twee dagschotels bestelde en die nog opvrat ook. En dan was er dat echtpaar op leeftijd, dat steevast twee keer de plat du jour liet aanrukken. De man verorberde de zijne, maar de vrouw bracht die van haar over in een brooddoos en nam die mee.

Ik had restaurateur moeten worden. Het uitbaten van zo’n etablissement lijkt me een inspirerende en onuitputtelijke bron van vermaak, af en toe doorspekt met een zielig tafereel.

“Nu je toch hier bent”, sprak mijn kameraad zo boterlijk dat ik meteen op mijn qui-vive was. “Ik ben met een nieuwe menukaart bezig. Zou jij die kunnen vertalen in het Frans, het Engels, het Duits … en misschien ook in het Spaans? Kwestie van de toeristen wat in de watten te leggen.”
Hij liet eigenlijk die watten links liggen en zei ‘kwestie van de toeristen in hun gat te wonen’, maar dat vind ik zo’n vulgaire uitdrukking dat ik ze hier liever niet gebruik. Ik heb het druk zat en sta midden in de matses, maar denken jullie dat ik nee zei? Om de dooie dood niet!

Toen ik de rekening vroeg, wuifde hij die vraag met een gul handgebaar weg.
“For old times’ sake”, zei hij, want hij roert graag wat Engels door zijn Nederlands.
Nu verwacht hij natuurlijk dat ik zijn meertalige menukaart gratis en voor niks op poten zal zetten. Waarschijnlijk zal ik dat nog doen ook. Ik ben nu eenmaal zo’n malloot.

Achteraf beschouwd had ik toch beter pauwentongetjes kunnen bestellen. Of kaviaar.

Een gemiste kans

Marcel is dood. Dat verneem ik uit de krant. Ik heb Marcel gekend toen hij nog leefde, al is het heel lang geleden dat onze levenspaden elkaar kruisten. Daar is een toch wel merkwaardige anekdote uit voortgesproten.

Marcel was een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken kunstschilder, met evenwel een nogal kantige persoonlijkheid. Creatieve begaafdheid gaat bijna onvermijdelijk samen met kapsones en een aaneenschakeling van incidenten, waardoor men weinig vrienden overhoudt.

Toen Marcel zijn gewrochten in een Brugse galerij exposeerde, ging ik die bekijken en wat ik zag beviel me wel. Bovendien voelde ik de mecenas in mij ontwaken. Ik knoopte derhalve een gesprek aan met de kunstenaar en bestelde een marine en een landschapschilderij, om er mijn zitkamer mee op te luisteren. Marcel kwam zich te mijnent van de entourage en de lichtinval vergewissen, zodat zijn penseelvruchten er ten volle tot hun recht konden komen.

Een paar maanden later ging ik eens poolshoogte nemen en Marcel liep me voor naar zijn atelier, waar zowel mijn schuimbekkende zeegezicht als mijn sensueel landschap op stapel en op ezels stonden. We dronken koffie en toen Marcel zijn koekje – een evenveeltje, in de wandeling vaak madeleine genoemd – in de hete drank sopte, brak het doormidden en duikelde de helft ervan kopje-onder. Marcel loosde een putdiepe zucht, waardoor ik het danig op de lachspieren kreeg.

Ik hoorde een paar maanden niets meer van hem en toen ik telefonisch naar de vorderingen informeerde, kreeg ik van zijn vrouw te horen dat Marcel het me zeer kwalijk nam dat ik met hem gelachen had en dat hij dientengevolge mijn schilderijen niet wenste af te werken. Van lange tenen gesproken!

Marcel is nu dood en de werken van zijn hand zullen eerlang ongetwijfeld hoge toppen scheren. Helaas heb ik geen werken van zijn hand.

Een ronkedoor?! Ik?!

“Je bent en je blijft een ronkedoor”, zei mijn logeergast, Reinhold, vanmorgen tegen me.

Ik vermoed dat velen van jullie niet weten wat een ronkedoor is. Nog even geduld: ik zal jullie straks van dat gat in jullie kennis verlossen door jullie de correcte definitie van het woord op te dissen.

Ronkedoor is echter ook de bijnaam die me in lang vervlogen tijden ─ hoe lang is dat wel niet geleden? ─ toebedeeld werd door mijn overigens zeer gewaardeerde vriend, Reinhold, die wellicht geen onbekende is voor mijn trouwe lezers, want hij is hier al vaker opgedoken en vernoemd.

Het gebeurde in de aldoor aan de wolken krabbende stad, New York, waar wij samen een kamer betrokken in het Sheraton hotel, in het nette vanzelfsprekend. Toen we ons na een nachtje doorzakken ’s morgens enigszins probeerden te fatsoeneren om wat te gaan bezienswaardigen, zei Reinhold:
─”Ja man, jij kunt me daar ook een stukje luidop slapen zeg!”
─”Luidop slapen?” lummelden mijn hersens nog in pyjama rond.
─”Snurken!” verduidelijkte hij. “Zowel een kettingzaag als een os moeten het tegen je afleggen. Jij bent een ronkedoor.”

De bijnaam beklijfde, want Reinhold en ik bleven kamers delen, in belendende en verre buitenlanden, en ik bleef snurken natuurlijk. Ooit hebben ze me tijdens een bioscoopbezoek aangemaand om met bekwame spoed de zaal te verlaten. De film die men vertoonde was zo spannend dat ik indutte en met het geronk dat aan mijn mond ontsteeg het plezier van allen daar aanwezig vergalde.

Ronkedoor vind ik trouwens geen vlag die de lading dekt. Oordelen jullie zelf aan de hand van de definitie hieronder:

Ronkedoor
zelfstandig naamwoord, mannelijk
Ontleend aan het Portugese roncador en hetzelfde woord als ronkadoor, in Engelse reisbeschrijvingen van de 18e eeuw voorkomend als ronkedor en runkedor.
Benaming (oorspronkelijk door de Europeanen op Ceylon) gegeven aan een van zijn kudde afgescheiden, alleen levende olifant (meestal, zo niet altijd een mannetje); hetzij (in de meeste gevallen) daaruit gestoten als overwonneling door zijn medeminnaar, hetzij bij een jachtgelegenheid afgedwaald, hetzij ook als getemde vluchteling.
Deze verstotelingen zijn zeer boosaardig van karakter en gevaarlijk voor de mens; vandaar de Portugese benaming roncador, dit is snorker, snoever, grootspreker en vervolgens: twistzoeker, of in ’t algemeen: schadelijk individu.
De Franse en de Engelse benaming is rogue.

Zeg nu zelf: ben ik een ronkedoor? Enkel de benaming snorker is op mij van toepassing … en ja, misschien ben ik een heel klein beetje van de kudde afgedwaald.

Zoet is mijn wraak

Een aantal maanden geleden kreeg ik een e-mail van Royco. Als ik mijn coördinaten aan ze mededeelde, zou er binnen de twee weken een gratis zakje oplossoep bij me in de brievenbus vallen. Nu ben ik een groot liefhebber van zowel soep als van gratis aanbiedingen, dus liet ik deze gelegenheid niet aan me voorbijgaan.

Het soepje, of althans het zakje poeder waarmee ik soep kon bereiden, is tot op heden niet in mijn brievenbus terechtgekomen. Was het een truc van het bedrijf in kwestie om mijn adresgegevens te achterhalen? Heeft iemand in een postsorteercentrum mijn soepje achterovergedrukt? Of heeft mijn postbode zich op onrechtmatige wijze het voor mij bestemde zakje toegeëigend? Wie zal het zeggen? Vermoedelijk niemand.

Er liggen koude dagen in het verschiet en dan mag ik rond de klok van elven graag even de werkzaamheden onderbreken, om een niet met omslachtige arbeid gepaard gaand soepje tot me te nemen. Ik heb in de supermarkt derhalve een voorraadje kant-en-klaarsoep ingeslagen, maar niet het product van Royco. Ha nee! Ik ben weliswaar niet echt een haatdragend persoon, maar als men me iets belooft en het dan niet doet …

Ik heb Cup-a-Soup van Knorr gekocht. Daar hebben ze bij Royco niet van terug.

Belgische bagger

Als de jaarwisseling in het verschiet ligt, mogen bekende Vlamingen en andere kloothommels die zichzelf zo geweldig vinden dat ze hun eigendunk nauwelijks kunnen tillen, in het weekblad Humo kond doen van hun antwoord op enkele vragen, die op toepasselijke wijze eindejaarsvragen heten. Zoals jullie merken, ken ik nog steeds heel goed de weg in samengestelde zinnen, maar dat is vandaag de zaak niet.

Ene Stijn Meuris, Vlaamse zanger van het zevende knoopsgat, behoort tot de gegadigden die hun mening mochten spuien. Hij kreeg onder meer deze vraag voorgeschoteld:
Wie wenst u wat toe voor 2018 (ten goede of ten kwade)?
Zijn antwoord luidde:
De toekomstige lone shooter die Donald Trump te grazen zal nemen (ik schat tijdens het triomfantelijk afdalen van een vliegtuigtrap): een vaste hand. Met een beetje geluk komt-ie vrij wegens ‘begrijpelijke redenen’.

Dat staat er, zwart op wit, in Humo! Ik had al niet zo’n vreselijk hoge pet op van het heerschap Meuris, maar nu trek ik hem helemaal niet meer. Ik ben ook geen fan van Trump, maar deze eindejaarswens overschrijdt absoluut de grenzen der welvoeglijkheid. Meuris, je moest je schamen!

Wie zich ook moeten schamen zijn de televisiezender RTBF, het weekblad Paris Match en de krant La Libre Belgique.

Enkele maanden geleden heeft de jongerenafdeling van Ecolo (de Franstalige groenen) een pamflet verspreid met een gefotoshopte afbeelding van een gewapende Theo Francken, de Belgische staatssecretaris voor Asiel en Migratie, die ze voor de gelegenheid ook nog in een nazi-uniform gehuld hadden. Alsof dit op zich al geen aanfluiting van het fatsoen is, hebben bovenvermelde media deze foto nu bovendien de prijs van de Waalse media toegekend, als zijnde het communicatiemoment van 2017. Daar valt me toch de bek van open!

We zullen het nog ver schoppen met die onbeschofte Walen. En Theo Francken heeft een wit voetje bij me. Hij doet dat hoegenaamd niet slecht in deze nochtans moeilijke omstandigheden.