Tag: fietsen

Pootjebaden

Ik fietste fluitend door het bos, al mag je dat fluiten gerust met een korrel zout nemen, want ik breng er niet veel van terecht. Ik was, het zal jullie duidelijk zijn, godsgruwelijk gelukkig, om niet te zeggen zo blij als een varken in de stront. Ik heb zo van die dagen.

Bezijden het pad, enigszins beschut door een hoge heg, verrees een drenkplaats, die ook te eten schafte en voorzien was van een ruim terras, waarop zich enkel een poetsende vrouw bevond.

Dat mens ontdeed zich van een volle emmer sop, door die met driest geweld in de haag te kwakken, uitgerekend op het moment dat er aan de andere kant van dat gewas iemand voorbijfietste. Jullie mogen drie keer raden wie dat was. Knap hoor! Jullie hebben het meteen juist.

Ik was nat tot onder mijn oksels, of toch zeker van mijn voeten tot aan mijn knieën en hield halt om een beetje te mopperen. De bazin van het etablissement hoorde dat wellicht en kwam poolshoogte nemen, maar wist niet waar ze heen moesten rennen van het lachen. Ik was daardoor danig op mijn tenen getrapt, want ik verwachtte eigenlijk dat ze mij een koffie zou aanbieden, of zelfs iets sterkers, maar dat deed ze niet, de gierige pin.

Ik vervolgde in morsige toestand mijn weg, luidkeels naar Dettol ruikend. Ik moest zowaar met mijn armen de schoolslag maken, anders kwam ik niet door die walm heen.

Is ‘t nu gedaan, ja?!

BaardmanAan alle wielertoeristen en consorten die zo nodig naar me moeten roepen als onze wegen elkaar kruisen:
Ik ben Jezus niet!
Ik ben Sinterklaas niet!
Ik ben de Kerstman niet!
Ik ben Vader Abraham niet!
Ik ben Santa niet!
Ik ben de apostel Petrus niet!

Als jullie denken dat jullie buitengewoon origineel uit de hoek komen door me deze namen naar het hoofd te slingeren als we elkaar ontmoeten, dan denken jullie verkeerd, want tientallen anderen zijn jullie voorgegaan.

Ik zou overigens ook talloze namen voor jullie kunnen verzinnen.
Hangbuikzwijn bijvoorbeeld;
of speknek;
of gratenpakhuis;
of spillepoot;
of krijtezel;
of pruilbakkes.

Als ik dat niet doe, dan is dat omdat ik keurig, netjes opgevoed ben.

Hou dus maar op met die onnozelheden.

Er zijn meer huizen dan kerken

Schwalbe

Ik fiets jaarlijks ongeveer twaalfduizend kilometer en ik placht dat te doen op zogeheten lekbestendige banden, meer bepaald op het type Marathon Plus van Schwalbe. Het moet gezegd dat ik nooit lek reed toen ik me op dat rubber verplaatste.

Het zal jullie niet ontgaan zijn dat ik hierboven de verleden tijd gebruik. Er is namelijk een kink opgedoken in de kabel die mij met Schwalbe verbond en daarom heb ik die kabel doorgeknipt.

Een jaar geleden verving ik de versleten achterband van mijn fiets door een nieuw exemplaar. Al na enkele maanden vertoonde die echter abnormale slijtage, te weten een kale plek over een afstand van zowat dertig centimeter. Dat leek me stug, dus stuurde ik een e-mail naar de Belgische verdeler van Schwalbe, waarin ik mijn bevindingen mededeelde en opperde dat het vermoedelijk om een fabricatiefout ging.

Op hun verzoek bezorgde ik ze een foto van het mankement. Het antwoord liet enige tijd op zich wachten, maar na enig aandringen vernam ik dat het absoluut geen fabricatiefout betrof, maar dat het euvel wellicht het gevolg was van het verkeerd monteren op de fietsendrager van een auto, waardoor het wiel aan slepen onderhevig was.

Ik antwoordde dat ik geen eigenaar was van een fietsendrager en dat mijn fiets nooit ofte nimmer van een ander vervoermiddel gebruik gemaakt had. Er waren opnieuw enkele duwtjes in de rug nodig voor men reageerde. Kon ik de band aan de Belgische invoerder van Schwalbe bezorgen? Die zou het ding op zijn beurt aan de fabrikant in Duitsland overmaken, waar het labo zich ermee zou bemoeien en uitsluitsel geven.

Ik wachtte ettelijke weken op dat uitsluitsel, dat pas kwam nadat ik een paar e-mails verstuurd had. Het was geen fabricatiefout! Men liet me in het ongewisse over wat het dan wel was en ze beschouwden de zaak kennelijk als afgedaan.

Ikzelf ben ervan overtuigd dat het wel degelijk een fabricatiefout betreft. De band van Schwalbe die ik sindsdien gebruik en waarmee ik al bijna vijfduizend kilometer aflegde, vertoont niet de minste abnormale slijtage.

De defectueuze band heeft me vijfendertig euro gekost. De werkelijke kostprijs ervan zal beduidend minder bedragen: ik schat ongeveer vijftien euro. Dat een bedrijf als Schwalbe zich in leugenachtige bochten wringt, teneinde de handen in onschuld te wassen en me niet te moeten vergoeden, vind ik beneden alle peil.

Het is daarom dat ik aan Jan en alleman kond doe van dit feit en ook de miljoenen, indien al niet miljarden, lezers van mijn blog zullen het geweten hebben.

Ik zal me nooit meer een band of enig artikel van Schwalbe aanschaffen. Nooit meer! Voortaan verplaats ik me op lekbestendige banden van Vredestein Perfect Xtreme.

Schwalbe kan me aan de reet roesten!
Vredestein, tevreden zijn!

Zegt het voort!

De slechtste leerling van de klas

Ik had weer wat te mopperen tijdens mijn uitstap met de fiets. Een uitstap met de fiets … Volgens mijn taalgevoel klopt dat niet. Een uittrap zou eigenlijk een betere benaming zijn, maar dat woord heeft het voetbal zich al toegeëigend, inhalig als men bij dat clubje is.

Maar goed, ik kwam in Jabbeke terecht. Ik heb me hier al eerder ongunstig uitgelaten over de erbarmelijke toestand van de fietspaden – voor zover die er al zijn – in dit dorp: Calais in spe.  Er is sindsdien weinig veranderd, alleszins niet in de positieve zin. Ik werd geconfronteerd met een potpourri van gebreken, zoals daar zijn:

– bruuske niveauverschillen van soms wel tien cm, zelfs in steile afdalingen;
– door uitstulpende boomwortels overwoekerd en daardoor gebarsten beton of asfalt, afgewisseld met putten en kuilen;
– overhangende takken die graag in je gezicht zwiepen, verlekkerd naar je benen graaiend struikgewas en opdringerige bermen;
– belachelijk smalle doorgangen.

De foto hieronder toont een fietspad dat beide rijrichtingen bedient en waarvan de doorgang nauwelijks zestig centimeter bedraagt. Ga d’r maar aan staan om daarop iemand te kruisen of in te halen. De inzet is zo’n fameuze uitstulping van wel een decimeter hoog in de steile afdaling van een viaduct. En hopla! Salto mortale.

Het valt me behoorlijk tegen van Jabbeke en ik geloof niet dat ik het leuk vind.

fietsdoorgang

Kak met rozijnen

Mijn Harley Trapson bracht me naar een vrijwel vertierloos dorp: Zedelgem. Men spreekt er kennelijk talen. Op het asfalt van een vaak door fietsers gebruikte landweg trof ik immers onderstaande boodschap aan:

zedelgem

In het Engels nog aan toe! Starve the bardies! Ik heb hier een paar dagen geleden nog maar net mijn ongenoegen geuit over de Engelstalige slogan van de Vlaamse brouwerij Rodenbach en nu gaat Zedelgem wat achterlijk doen en mij, in de taal van Shakespeare, een onnozelheid verkopen. Tja, dat weggetje wordt natuurlijk dagelijks door miljoenen, indien al niet miljarden Engelstaligen gebruikt en het is belangrijk dat die beseffen dat ze niet zweten, maar sprankelen. De paar honderd Vlamingen die er voorbijkomen moeten het maar snuiven.

Bijster origineel is het alleszins niet, want op internet krioelt het van kledingstukken en gebruiksvoorwerpen, die van deze kernspreuk voorzien zijn. Dat gebrek aan originaliteit komt trouwens ook tot uiting in het nochtans nagelnieuwe logo van Zedelgem, dat overduidelijk een afgietsel is van het alomtegenwoordige apenstaartje.

In Zedelgem mogen ze dan misschien talen spreken, origineel zijn ze daar allerminst.

Om toch een beetje op een positieve noot te eindigen, stuur ik van hieruit een hartelijke groet naar de vriendelijke moeder (met zoon), met wie ik in de ‘zithoek’ van het sluizencomplex Plassendale een leuke babbel had. Tot nog eens!

Even stoom afblazen

Mijn fietstocht was geen onverdeeld genoegen. Al na een paar kilometer kreeg ik een niet bepaald hartverheffend schouwspel opgedist. Een kalfje, dat nochtans niet verdronken was, lag toch dood in de wei. Een boer was bezig het kadaver in een kruiwagen te laden, om het naar de eeuwige jachtvelden te transporteren. Nu ja, laat ik het de Elysese velden noemen. Dat klinkt wat minder rauw.

Ik zou trouwens nog meer krengen te zien krijgen. Een gesneuvelde eekhoorn, een geradbraakte eend en een grotendeels tot moes gereden zeemeeuw waren niet van aard om me op te vrolijken.

Een aantal zwaluwen scheerden voor me uit over de grond. Ik vroeg me af hoe die er in vredesnaam in slaagden, om tijdens het vliegen gespuis te verschalken en op te vreten, of naar de hongerige bekjes in het nest te brengen. Alsof de duvel ermee speelde, dook op dat moment een niet zo klein insect mijn mond in en … ik slikte het toch wel naar binnen zeker! Dat veroorzaakte een hoestbui van je welste, waardoor ik halt moest houden, teneinde me in de berm op te stellen en het op een klaterend kotsen te zetten. Het was me een gezicht. Bewaar me, zeg!

Toen ik daar enigszins van bekomen was, vervolgde ik mijn weg. Omdat mijn humeur inmiddels een dieptepunt bereikt had, zat ik me mateloos te ergeren. Eerst aan het alomtegenwoordige fluitenkruid, dat ik een archilelijk gewas vind. Ik kan het voor mijn ogen niet geschilderd zien, maar Moeder Natuur is duidelijk een andere mening toegedaan: deze uitbundige vegetatie overwoekert beemden en bermen dat het niet mooi meer is, maar lijkt nu gelukkig stilaan uitgebloeid te zijn.

Ik had gedacht dat er dit jaar aanzienlijk minder mais geteeld zou worden, maar ik heb me vergist: de planten schieten nu pas uit hun sloffen en uit de grond, om me binnen afzienbare tijd op hoogbenige wijze het uitzicht op de Vlaamse landschappen te ontnemen. Wie vreet ze eigenlijk op, die massa’s goudgele korrels? Ik alleszins niet.

Daarna raakte ik danig ontstemd door de wind, die in West-Vlaanderen – dat tochtgat aan de Noordzee – vrijwel altijd aanwezig is, en niet te min! Als ik een fietstocht maak en me dus in een lus verplaats, zou ik normaliter ten halve de wind mee en voor de helft tegenwind moeten hebben. Jawel, morgen brengen! Het gebeurt niet zelden dat ik de hele rit lang tegen een forse bries op moet tornen, omdat de waai meent van richting te moeten veranderen tijdens mijn uitstap. Ik zou echt niet weten waarom men me daarboven met zwarte kool getekend heeft. Ik ben nochtans de beroerdste niet.

Vervolgens werd ik aangevallen door een hond. Hij schoot uit een landweg op me af, probeerde me in de kuit te bijten en ging in de achtervolging toen ik er dusdanig de sokken in zette, dat ik bijna terugreisde in de tijd. Ik won, maar was nog niet helemaal op adem toen een tweede hond op me toesprong als een bok op een haverkist en ik opnieuw een spurtje moest trekken. Ja zeg, maak het een beetje!

Dan heb ik nog met geen woord gerept van de miserabele toestand van de fietspaden, de bruusk openslaande portieren, het geen voorrang krijgen als ik er recht op heb, het rakelings passeren … Ik zou tijdens iedere tocht talloze prenten kunnen uitdelen. Misschien moeten agenten zich wat vaker per fiets verplaatsen, in plaats van gemotoriseerd.

Nee, zo vind ik er geen lol meer aan. Ik denk dat ik beter naar een andere sportieve bezigheid kan uitkijken. Diepzeeduiken lijkt me wel wat. Hoewel …

Ze hebben het daarboven op mij gemunt

Vanmorgen raadpleegde ik de app van ‘Buienradar’, om te vernemen dat het wellicht tot de middag droog zou blijven. Er bestond slechts één onooglijk percentje kans dat er een buitje zou neerdalen. Gewapend met die wetenschap besteeg ik mijn fiets en begaf me op weg, om me ervan te vergewissen hoe het met de in aantocht zijnde lente gesteld was.

Rond de klok van tien uur bevond ik me zo’n vijftien kilometer van huis in een door grote verlatenheid geteisterd landschap, toen dat ene percentje met veel bombarie en vertoon van wolken in hevig gedrang opdoemde. Niet veel later begon het snoeihard en zeer doeltreffend te gieten. Het regende pijpenstelen, afgewisseld met handspaken en oude wijven met klompen.

Toen ik thuiskwam, zag ik er uit als een verzopen kat en ik kan jullie verzekeren dat dit niet bepaald een fraaie aanblik oplevert.

Ik ben voor de rest van de dag niet meer aan te spreken. Men kan dan ook beter uit mijn vaarwater blijven.

Ze blijven zwerven

Wanneer zullen de in politieke steunkorsetten gehulde ‘hovaardigheidsbekleders’ van dit land, aangevoerd door de doorluchtige edelachtbaarheid, minister Joke Schauvliege, nu eindelijk eens knopen doorhakken en werk maken van het statiegeld op drankblikjes en petflessen?

Dat blijft duren en ondertussen wordt de aanblik van Vlaanderen met de dag erbarmelijker, in die mate zelfs dat ik nog nauwelijks plezier beleef aan mijn wandel- en fietstochten, omdat ik me vrijwel onophoudelijk blauw erger aan de rotzooi langs de paden en in de bermen.

De hoogwelgeboren, maar o zo besluiteloze Joke wilde de industrie tot 2018 de tijd geven om te bewijzen dat het probleem ook anders kan aangepakt worden. Wel, we schrijven inmiddels de derde maand van 2018 en er is niets bewezen.

Statiegeld dus! En snel een beetje! Schauvliege, doe nu eindelijk eens wat!

Ten aanval!

prei

Voor de verandering regende het ’s morgens eens niet, dus hees ik me op het zadel van mijn fiets en ging er als een reetscheet vandoor, want ik trap met elektrische ondersteuning.

Het eerste wat me opviel, was de opdringerige geur die me hier en daar de neusvleugels streelde. Op diverse plaatsen was men bezig prei te oogsten en die activiteit pleegt een aroma te verspreiden, dat ik als aangenaam, of zelfs appetijtelijk ervaar. Het duurde dan ook niet lang of ik vervolgde likkebaardend en watertandend mijn weg, vastbesloten om me ’s middags aan een met prei toebereid gerecht te verlustigen.

Het zal nog eens zo gaan dat ik fietsen niet langer als een aangenaam tijdverdrijf beschouw. Dat komt niet zozeer door de erbarmelijke toestand van de Vlaamse fietspaden – als die er al zijn – of door het onbeschofte gedrag van andere weggebruikers, maar wel door de viervoeters, meer bepaald de honden die sommigen van ons op hun levenspad vergezellen. Ik weet dat ik in herhaling val, maar het is niet anders.

Dra zag ik immers een bejaard echtpaar voor me opdoemen. Ze liepen in ganzenmars: de vrouw voorop en de man, die een vrij grote hond aan de lijn had, keutelend in haar kielzog. Ik gaf het drietal ruimschoots ruimte, maar terwijl ik hen voorbijreed, sprong de hond met wijd open muil en blikkerende tanden op me af. Hij miste mijn kuit op een haar en beet zich vast in mijn fietstas, waardoor mijn evenwicht in het gedrang kwam en ik bijna ten val kwam. De eigenaar van het beest rukte verwoed aan de veel te lange lijn en slaagde erin om de hond op andere gedachten te brengen. Hij liet me los.

Ik hield halt, ontdekte eerst de scheur in mijn fietstas en wendde me vervolgens tot het echtpaar, dat enigszins bedremmeld naar me stond te kijken, de hond tussen hen in.
─”Wat krijgen we nu?!” riep ik.
─”Hij mag dat nochtans niet doen”, stamelde de man totaal verbouwereerd.
─”Stel je voor dat hij het wel zou mogen doen”, snoof ik.
─”Hij is nochtans heel braaf”, deed de vrouw haar duit in het zakje.
─”Dat heb ik gemerkt”, diende ik haar van antwoord.
─”Nog een geluk dat ik hem aan de lijn had”, vond de man.
─”En dat die lijn net geen kilometer lang was”, schamperde ik.
─”Heb je schade?” wilde de vrouw weten.
─”Er zit een scheur in mijn fietstas”, zei ik.
─”Hoeveel moet dat kosten?” vroeg de man en hij trok al een portefeuille.
─”Laat maar!” wuifde ik. “Ze zijn oud en versleten. Ik was toch al van plan om die eerstdaags te vervangen.”
─”Bedankt dat je het zo sportief opvat”, behaalde ik een plasdankje.

Waarna ieder zijns weegs ging. Ik begaf me naar huis en bereidde daar een vlotte hap met heel veel prei. Nu ja, heel veel. Twee stengels.

Is ’t nu gedaan ja met die ambetante honden? Mag ik misschien een keertje ongestoord van het fietsen genieten?

hondenaanval

De hond die niet blafte

Hoewel het een vrij smal pad betrof, zagen twee heren op leeftijd er geen been in om het bijna over de volle breedte in te palmen, teneinde een boom op te zetten en de doorgang te versperren. Een van de mannen was bovendien toegerust met een hond, die ik niet bepaald bij de categorie van de kutlikkertjes of de West-Vlaamse preutelekkertjes zou indelen. Het loeder zat weliswaar aan een lijn vast, maar leek toch over vrij veel speelruimte te beschikken.

Ik vertrouwde het zaakje niet, kneep de remmen van mijn fiets dicht en hield dientengevolge halt.
─”Zal ik er heelhuids voorbij raken?” vroeg ik.
─”Dat staat nog te bezien”, kreeg ik als antwoord. “Hij bijt enkel naar stoute mensen. Ben jij een stoute mens?”
─”In de verste verte niet”, stelde ik resoluut.
─”Dan kan er je niets overkomen”, vernam ik.

Ik stapte dus schoorvoetend voorbij het tot de tanden gewapende beest en wat denken jullie dat er gebeurde? Het monster haalde uit, hapte naar me, kreeg mijn broekspijp te pakken en bezorgde die een kloeke winkelhaak.
─”Godvermiljaardedju!” riep ik geschrokken en woedend. “Je moet nog eens zeggen dat hij niet zal bijten.”
─”Jij bent kennelijk minder braaf dan je van jezelf denkt”, kon de eigenaar van de viervoeter er nog mee lachen ook.

Hij slikte zijn gelach in toen ik eiste dat hij de schade aan mijn pantalon zou vergoeden. Aanvankelijk weigerde hij dat, maar toen ik met politie dreigde, kwam hij toch over de brug, zij het met zichtbare tegenzin.

Zou het onderhand niet eens tijd worden dat hondeneigenaars begrijpen dat ze hun metgezellen moeten aanlijnen, dat die zelfs in aangelijnde toestand verrassend uit de hoek kunnen komen en dat ze hun uitwerpselen dienen op te ruimen?