Tag: Europa

Geldzaken

Hoe lang, zo vroeg ik me af, is de euro nu al de gangbare munt in een groot aantal Europese landen?
─”Al meer dan tien jaar!” sisten mijn hersens driftig in mijn oor, maar ik was niet geneigd om meteen te geloven wat mijn grijze cellen me influisterden, want ze hebben me al vaker voor schut gezet.
Ik ging te rade bij internet en daar vernam ik dat mijn geheugen me inderdaad niet in de steek liet en het zelfs bij het rechte eind had. We gebruiken de euro sinds 1 januari 2002.

Hoe komt het dan, zo vroeg ik me af, dat ik een decennium later nog altijd bedragen naar Belgische frank moet omrekenen, om precies te weten wat iets kost?
─”Omdat wij lui zijn en vasthouden aan ingesleten gewoonten”, bekenden mijn hersens spontaan. “Bovendien heb je ons volgepropt met een wel heel opdringerige talenknobbel, zodat we maar heel zelden de kans krijgen om ons met mathematische spinsels te vermeien.”

Ik blijf me aan onze oude munteenheid vastklampen. Als er in een gesprek of in lectuur een bedrag in euro opduikt, moet ik dat eerst wisselen om het naar waarde te schatten. Daarom houd ik meestal een japanner binnen handbereik, maar soms kan ik niet over zo’n machientje beschikken en dien ik een beroep te doen op mijn breinkracht. Het is dat ik bijzonder slecht in hoofdrekenen ben. Daar zijn geen woorden voor. Ik mag me gelukkig prijzen dat ik de Belgische frank via het eenvoudige omrekeningsgetal 40 kan bereiken, maar desalniettemin sla ik regelmatig de bal mis, waardoor ik geregeld voor verrassingen kom te staan.

Ik word daar zo moe van, hè! Weet je wat? Ik zal tot nader order niets meer betalen. Hoef ik ook niet meer te rekenen.

Mieke geeft de burger moed

Naar aanleiding van de dreigende kladderadatsch in Europa verscheen er een gisse journalist op het televisiescherm. Hij gaf houtsnijdende antwoorden op talloze vragen en verstrekte waar nodig tekst en uitleg, die zo helder en logisch als gewreven glas was. Tot besluit zei hij: we houden ons vast aan de takken van de bomen.

Ik slaakte een kreet van verrukking. We houden ons vast aan de takken van de bomen. Wat is dat een heerlijke uitdrukking! Het bekt ook zo lekker. En toen greep ontroering me bij de strot, want ik herinnerde me plots het kinderliedje ─ Mieke hou je vast aan de takken van de bomen ─ dat mijn goede moeder ─ zij ruste in vrede ─ heel vaak zong, maar dat helaas in vergetelheid dreigt weg te zinken. Ik probeer er wat aan te doen.

De zonnekoning

Vandaag heb ik zin om majesteitsschennis te plegen door een bevriend staatshoofd op de hak te nemen en te laken. Om toch een beetje in de sfeer van het nakende sinterklaasgebeuren te blijven, richt ik mijn pijlen op … tromgeroffel … Nicolas Sarkozy: de president van Frankrijk.

Hij behoort tot het soort mensen dat onnatuurlijk veel van zichzelf lijkt te houden en ervan overtuigd is dat de wereld louter door hun gril onder hun fraai geschoeide voeten ronddraait. Ik kan hem niet voor mijn ogen geschilderd zien. Laat dat vooral duidelijk zijn. Megalomaan vind ik een veel te chic woord en dus al te flatterende benaming voor dat heerschap. Hij is een ijdelzuchtige kwek met een wel heel buitensporig ego en het charisma van een oude pannenkoek, of ook nog een zak kippenvoer met gebroken mais. Hij beschouwt zichzelf als een godsgeschenk, om niet te zeggen als de Zaligmaker zelve. Als het aan hem ligt, is hij niet verkozen om de belangen van het volk te behartigen, maar opdat men hem ootmoedig zou dienen, indien al niet vereren.

Omdat ik geen ingezetene van la République française ben, zouden zijn strapatsen me een roodkoperen rotzorg zijn, ware het niet dat hij er niet voor terugschrikt om schaamteloos van de Europese ruif te schransen. Aangezien ik zowel Europeaan als belastingbetaler ben, komt dat dus ook op mijn zak aan. Zo liet hij bijvoorbeeld ooit, ter gelegenheid van een Europese top en louter te zijnen behoeve, een douche installeren in het Parijse Grand Palais, waar hij hoofdkwartier hield. Het folietje was hem aangemeten en kostte de habbekrats van 276.000 euro. Ja, jullie lezen het goed. Aangezien Sarkozy nauwelijks boven de dwergenmaat uitgerezen is, kan men die krankzinnige prijs alleszins niet toeschrijven aan het buitensporige formaat van dat sanitaire toestel, dat hij overigens nooit gebruikt heeft. Jamais!

Gisteren zag ik de man op de televisie. Tijdens een toespraak in Toulon had hij het over de toekomst van de Europese unie en de eurozone. Volgens zijn zeggen konden we de crisis enkel oplossen door onze uitgaven te beperken. Wel, monsieur le président, ik ben het met u eens. Voor de prijs van uw nutteloze douche kan men in Belgenland een compleet uitgeruste woning kopen, met alles erop en eraan. U kunt dus maar beter beginnen met de hand in eigen boezem te steken, al durf ik geredelijk te veronderstellen dat u zich liever met de boezem van Carla Bruni zult bemoeien. Tja, daarin kan ik u geen ongelijk geven. Als ik mocht kiezen …

Kanonnenvoer

Vandaag heeft een opvallende datum, 11.11.11, en bovendien is het een nationale feestdag in Belgenland, omdat drieënnegentig jaar geleden, ook alweer om 11 uur, de kanonnen zwegen en de eerste wereldoorlog tot de geschiedenis behoorde. Ik vind de naam ‘feestdag’ eigenlijk niet bij dit gebeuren passen. Misschien kunnen we er voortaan beter een gedenkdag van maken, al vrees ik dat men binnen afzienbare tijd niet meer zal weten waarover het precies gaat. De gedenkdag zal vermoedelijk blijven en de oorlogskerkhoven in de Westhoek waarschijnlijk ook, maar zal men over pakweg honderd jaar nog die graven verzorgen en een gedachte aan de tijdens de beide wereldoorlogen gesneuvelde jongens en mannen wijden? Denken wij nog aan de slachtoffers van de Guldensporenslag en de Boerenkrijg?

Maar ondertussen, zolang het grote vergeten nog geen aanvang genomen heeft, zal vandaag overal ter wereld de vierde strofe van het gedicht For the fallen van Laurence Binyon opklinken, beter bekend als The ode of remembrance

Ze hebben ongetwijfeld vals gespeeld

O ijdele hoop! O bittere teleurstelling! O peilloze droefheid!

Ik heb weer wat van mijn zuurverdiende centen verkwanseld, want het is niks geworden met die fameuze 162 miljoen van euro millions. Dat had ik eigenlijk met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen voorspellen, maar ik — kostganger op deze door het heelal suizende aardkloot — blijf me vastklampen aan fata morgana’s en andere luchtkastelen, terwijl ik ocharme amper 1 kans op 76.275.360 heb om de grote pot in de wacht te slepen. De grote pot … Ze kunnen god kolere die pot op met heel die reutemeteut. Dat ze die euro millions op hun gat plakken! Ik hoop van harte dat de inrichters van deze tombola korte armpjes krijgen, zodat ze zich niet kunnen krabben als er ooit mieren in hun kloten bijten. Mij zien ze niet meer! Ik heb me voorgenomen om geen geld meer aan kansspelen te verspillen. Ik was van plan om me vanavond casinowaarts te begeven, teneinde daar wat een van mijn euro millions aan de roulettetafel te besteden, maar dat feest gaat dus mooi niet door. Ik blijf noodgedwongen thuis. Ach, misschien dat ik toch even naar de kroeg kuier, om mijn teleurstelling in een Hoegaarden te verzuipen. We zullen zien.

Ik heb nog een formulier liggen van de gewone lotto, inclusief joker, voor de trekking van overmorgen. Ik denk dat ik straks even mijn blokfluit zal bovenhalen, om er een Te Lourdes Op De Bergen aan te ontlokken. Dankzij de dame die daarginds in lang vervlogen tijden placht te verschijnen en zich nu nog steeds met het verrichten van mirakels zou onledig houden, heb ik ─ niettegenstaande mijn  hoedanigheid van ongelovige ─ al een keertje € 250 gewonnen met een krabbiljet. Als ik haar met de klanken van mijn instrument kan vermurwen, zit het er dik in dat ik deze week alsnog miljonair ben.

Ha, ik begin me warempel al beter te voelen.

Van lekmelippe

Het is waar dat ik veel van de knap houd en het Vlaamse fijnproeversland heeft gelukkig heel wat lekkers te bieden, maar er zijn twee streekproducten waarvoor ik de spreekwoordelijke moord zou begaan. Dat zijn de Geraardsbergse mattentaarten en de Vlaamse grijze garnalen.

De mattentaarten hebben inmiddels de Vlaamse primeur van het Europese erkenningslabel ‘beschermde geografische aanduiding’ verworven en dat wil toch wel wat zeggen. Ik schroom me dan ook niet om maandelijks naar Geraardsbergen te tuffen, teneinde aldaar een aantal van deze wonderbaarlijke baksels in te slaan, zowel voor mezelf als voor een aantal vrienden en bekenden, die er eveneens een moord voor zouden begaan. Op die manier lever ik tevens een niet te onderschatten bijdrage aan de misdaadbestrijding, want het zal jullie duidelijk zijn dat door mijn toedoen al heel wat moorden ongepleegd zijn gebleven.

De grijze garnalen die door onze Belgische vissers in de kustwateren gevangen worden, hebben in afwachting van Europese erkenning het label van Streekproduct.be gekregen. En met reden, want het zijn weergaloze diertjes die hun gewicht in goud waard zijn … en goud is wat je ervoor betalen moet, want wie een trosje van die beestjes op tafel wil, dient diep in de portemonnee te tasten. Wie niet sterk is, moet slim zijn en wie niet al te diep in de portemonnee wil tasten eveneens. Ik heb daarom kameraadschappelijke banden aangeknoopt met een man die op een garnalenkotter werkt en dus met andere woorden een visser is. Als ik hem in de kroeg ontwaar, trakteer ik hem een pint.

─”Hoj ekiè e bitje gèrnoars vomme meebrieng?” vraag ik dan op zeer kameraadschappelijke toon, wat zich vertaalt als: zal je eens wat garnalen voor me meebrengen?

En dat doet die brave man dan. Meestal ploffen er binnen de week ongeveer twintig kilo van die zeebewonertjes op mijn keukentafel en dan ben ik een dag zoet met het pellen  ervan, want het is een heel bewerkelijk karwei dat bovendien enige handigheid vergt. Ik mag dan misschien met twee linkerhanden geboren zijn, maar ik heb wel verstand van garnalen pellen. Ik hoor vaak uit de monden van zij die me tijdens het pellen gadeslaan: Mens’n! J’affeseert hie noh nie redelik! Ik vertaal: Mensen! Jij weet van opschieten!

Als ze naakt zijn — de garnalen, niet de toeschouwers — gaan ze verdeeld in niet kinderachtige porties de vrieskast in en met de jasjes brouw ik een opzienbarende bouillon. En dan eet ik garnaalkroketten van het huis, of er staat tomate crevette op het menu, met heel veel van die crevetten.

Ik krijgt straks een nieuwe levering garnalen binnen, dus zal het vanavond al van lekmelippe zijn, of voor de niet West-Vlamingen: om je een trap onder de kont te geven ongegeneerd lekker.

Mattentaarten en garnalen: dat eet je niet; dat degusteer je.

Dat is dollen!

Het zal in februari van verleden jaar geweest zijn dat de ongehoord bot in het leven staande Nigel Farage ─ Brits Europarlementariër en enfant terrible ─ zijn stofzuiger opzette en de voorzitter van het Europese Raad, Herman Van Rompuy, frontaal beledigde met onder meer deze potige volzin:

I don’t want to be rude, but you know, really, you have the charisma of a damp rag and the appearance of a low grade bank clerk.

Het charisma van een natte dweil en het uiterlijk van een bankbediende van lagere rang … het zal je gezegd worden. De inderdaad enigszins kleurloze ‘president van Europa’ ─ Rumpy Pumpy voor de vrienden ─ zwiepte een maand of wat later wellicht een banbliksem in de richting van zijn belager en haalde zodoende diens vliegtuigje neer, maar Farage leverde het bewijs dat onkruid niet vergaat en kroop vrijwel ongehavend onder de wrakstukken vandaan.

Ook de bankklerken voelden zich danig door hem in het kruis getast en wilden eens en voor altijd het misverstand uit de wereld helpen, dat het leven dat ze leiden ongeveer even opwindend is als toekijken hoe stof neerruizelt, of hoe verf droogt. Het televisieprogramma ‘Man bijt hond’ fungeerde als hun spreekbuis.

Ik zag een bediende in een ernstig krijtstreeppak en die ontkurkte gezwind een anekdote, om te bewijzen wat voor gezellige troep het bij hen soms was en dat ze wel degelijk gein hadden met elkaar.

Op een morgen had hij in een broodjeszaak een … eh … broodje gekocht. Als het nu een zak kippenvoer met gebroken maïs geweest was, zou ik daar wellicht heel hard om moeten lachen hebben, maar goed. Op het werk bracht hij dat broodje in de koelkast onder en toen hij het ’s middags wilde verorberen, was het toch wel verdwenen zeker, waardoor hij zich op speurtocht diende te begeven …

Ik wachtte op een frappe, een pointe of een clou, maar die kwam niet. De bankemployé keek op een glundere manier naar de camera, knapte haast van de pret en zei: “Gelachen dat we hebben!”

Tja, je hoort mij niet beweren dat ik de hele avond blauw gelegen heb. Ik ken ze wel smeriger.