Tag: etiquette

Da gaade gij ni bepale, hè!

“Da gaade gij ni bepale, hè!” snauwde Jan Jambon, de knisperverse Vlaamse minister-president tegen een lid van de oppositie, waarna hij die waarschuwing nog eens herhaalde, zwaaiend met een spinnige vinger: “Da gaade gij ni bepale!”
Het gebeurde tijdens een door televisiecamera’s begluurde zitting van het Vlaamse parlement en die woorden schoten mij gisteren plots te binnen.

Ik kreeg namelijk bezoek van een man, die een nogal vooraanstaande positie bekleedt en van wie men dus geredelijk zou mogen verwachten dat hij het klappen van de zweep kent, toch zeker op het gebied van omgangsvormen. Over de rest kunnen we beter zwijgen, want hij heeft weliswaar veel goeie raad te koop, maar vooralsnog zelf nooit iets verwezenlijkt.

─”Mag ik u wat aanbieden?” vroeg ik, want ik ben dus wel keurig netjes grootgebracht.
─”Alleen als je met me meedrinkt”, sprak hij en op dat moment doken de woorden van Jan Jambon mijn hersens binnen: Da gaade gij nie bepale, hè!

Wat verbeeldde dat heerschap zich wel? Hij zal me daar een beetje commanderen in mijn eigen huis! Ammenooitniet! Waarom dacht hij trouwens dat hij me mocht tutoyeren? Hadden we vroeger soms met elkaar geknikkerd? Niet zo familiair voor zo weinig kennis, dacht ik, maar ik slikte mijn ergernis in.

─”Dan niet,” haalde ik de schouders op, “want ik heb op dit moment geen dorst.”
Hij bleef zodoende op zijn honger … eh … dorst en daar had hij niet van terug. Ik evenmin, want ik had de avond voordien zwaar getafeld en verging zowat van de dorst, maar een kermis is een geseling waard.

Getsie!

Een van mijn favoriete televisieprogramma’s ─ indien al niet mijn favorietste ─ is de serie The Big Bang Theory. Dat is iedere keer genieten geblazen. Ik beleef er monumentaal veel plezier aan en lig de hele tijd in een deuk, om niet te zeggen blauw. Het blijft me verbazen dat prettig gestoorde mensen al die verbale zevenklappers, die farcicale situaties en kolderieke kokenages kunnen verzinnen. Waar halen ze het allemaal vandaan?

In een recente aflevering waren twee van de hoofdrolspelers ─ Rajesh en Howard ─ in een restaurant getuige van een weerzinwekkend tafereel: een man pulkte vol overgave in zijn neus, bevrijdde die van een podde, die hij een wijle aandachtig bekeek en vervolgens … naar zijn mond bracht en opvrat. Bah, wat vies! Bewaar me zeg! Mag ik een teiltje? Ik moet kotsen.

Laatst bracht ik mes en vork in stelling in een door de horeca geëxploiteerd kasteel, waar ik uitgenodigd was en dus de rekening niet hoefde te betalen. Prijs de hemelen! Daar haperde mijn blik aan een man, die met groot enthousiasme in zijn neus peuterde. Hij bevrijdde zijn reukorgaan van een purk, bestudeerde die eventjes en kneedde het ding vervolgens tot een balletje, dat hij met een vingerknip de gelagkamer inschoot. Het uitwerpseltje vloog gelukkig niet in mijn richting, want dan zou ik wellicht een ijselijke kreet geslaakt hebben. Stel je voor dat zo’n projectieltje in je bord terechtkomt!

Zouden jullie geloven dat ik dit echt niet leuk vond? Het tastte zelfs mijn eetlust aan. Wat staan sommige mensen toch ongehoord ranzig in het leven.

Kijk naar je eigen! (2)

Als ik niet uithuizig ben, pleeg ik tussen de middag naar Het Journaal van de VRT te kijken. Omdat dit nieuwsbulletin voorafgegaan wordt door een herhaling van het quizprogramma Blokken ben ik er daarnet voor de negende keer getuige van geweest hoe de presentator, Ben Crabbé, zich ten aanschouwen van kijkend Vlaanderen en in niet mis te verstane bewoordingen ergert aan de zweethanden van een winnende kandidaat. Ik vind dat je zoiets nooit hoeft te doen en alleszins geen negen keer. Iemand frontaal beledigen en zich in het openbaar honend uitlaten over een lichamelijke tekortkoming is uitermate onbeschoft.

Heeft dat heerschap zijn eigen okselvijvers al eens bekeken en beseft hij dat die minstens even onappetijtelijk zijn als zweethanden? Het is niet om aan te zien. Mag ik een teiltje? Ik moet kotsen. Ik stel voor dat men hem publiekelijk aan de schandpaal nagelt en hem om die reden van het scherm weert.

Doe mij maar een presentator als Thomas Vanderveken. Die heb ik nog nooit op een kantige opmerking of een lelijke lak kunnen betrappen. Die man heeft stijl en hij bulkt van het talent.

Geen stijl

Omdat de Belgische politiek me niet helemaal onverschillig laat, zat ik gisterenmiddag met een half oog naar het programma Villa Politica te kijken. De presentatrice, Linda De Win, voerde een gesprekje met Kristof Calvo: volksvertegenwoordiger en fractieleider van Groen in het federale parlement.

Ik pleeg van mijn hart geen moordkuil te maken en geef het grif toe: ik moet die kerel niet. Sommigen noemen hem ambitieus en temperamentvol, maar ik vind hem een in hoge mate arrogante zak, eigenzinnig en ongezeglijk van nature, die koppigheid met sterkte verwart, zichzelf geweldig vindt en denkt dat men zijn weerga niet heeft. Naar verluidt zouden zijn hyperactief gedrag en zijn soms hysterische woede-uitbarstingen te wijten zijn aan de eetstoornis, anorexia nervosa, waar hij mee worstelt. Tja, het zal wel zeker. Les excuses sont faites pour s’en servir et les cons pour les croire.

Dan heb ik nog met geen woord gerept over de sloddervossige nonchalance waarmee hij zich aan Linda De Win en de kijkers presenteerde. Nee, ik heb het niet over zijn baard van een paar dagen, die tegenwoordig een modeverschijnsel is, waardoor een smoelwerk er morsig, om niet te zeggen onappetijtelijk uitziet. Ik heb het evenmin over het feit dat hij zijn hals niet met een een stropdas omgord had, wat dat beschouwt men vandaag de dag als een ouderwets accessoire, hoewel ik het daar hoegenaamd niet mee eens ben. Calvo heeft echter blijkbaar nooit geleerd dat een man zijn jas hoort dicht te knopen als hij rechtop staat en dat hij vooral nooit ofte nimmer zijn handen in zijn broekzakken mag stoppen.

Hij stond daar zoals een boer op zijn akker de vruchten der aarde aanschouwt en maakte op mij alleszins geen voordelige indruk. Ik zou nooit op hem stemmen.

calvo

Tafelmanieren

Als ik soep eet, wat ik vrij zelden doe, pleeg ik de lepel altijd in de lengterichting en dus met de punt voorwaarts naar mijn mond te brengen. Het valt mij echter op dat de tafelgasten in films en feuilletons, die zich in chique huishoudens afspelen, de lepel dwars voor de lippen brengen. Ik heb dus even een uit 1940 daterend boekje met etiquetteregels geraadpleegd – Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp–Ten Have – en lees daar op bladzijde 251:

Men eet van den zijkant van den lepel en niet van de punt, daar de eerstgenoemde houding iemand in staat stelt de ellebogen zooveel mogelijk aan het lichaam gesloten te houden, hetgeen bij een goede tafelhouding behoort.

Andere bronnen die ik via internet ontdekte, verkondigden eveneens die stelling.

Toen ik gisteren aan een feesttafel diende aan te schikken, wilde ik natuurlijk laten blijken dat ik wist hoe het hoorde. Wel, ik kan jullie verzekeren dat tomatensoep buitengewoon hardnekkige vlekken maakt.

Die etiquetteregels kunnen me gestolen worden!