Tag: dieren

We blijven hoffelijk

Een van de dingen waarover ik me omstandig kan opwinden ─ en dat is hoegenaamd niet bevorderlijk voor mijn algehele welbevinden ─ is de nonchalance van sommige hondenbezitters, die het niet nodig vinden om hun viervoeter aan te lijnen als ze zich op de openbare weg begeven.

Op een pad dat enkel voetgangers en fietsers duldde, stond ik op het punt om een moeder met dochter in te halen toen uit de tegenovergestelde richting opeens een loslopende hond verscheen, van een model waarop een zadel niet zou misstaan. De eigenaar ervan volgde op vijftig meter.

Het meisje bleek een mongooltje te zijn. Naar verluidt hoort een weldenkend mens het woord ‘mongooltje’ niet meer te gebruiken, maar dat vind ik net zo’n flauwekul als het taboe dat vandaag de dag op neger en op Zwarte Piet rust. Mijn zusje ─ zij ruste in vrede ─ was een mongooltje en zo hebben mijn ouders en ik haar ‘afwijking’ altijd genoemd. Ik weet dus uit ondervinding dat veel mongooltjes een heilige schrik voor honden hebben. Dat was ook het geval met het meisje in kwestie. Ze sloeg in paniek en begon te schreeuwen alsof ze in een mes hing. Het kostte de moeder alle moeite van de wereld om haar tot bedaren te brengen.

─”Misschien kunt u toch beter die hond aanlijnen”, vermaande ik de eigenaar van dat beest, niet eens op onvriendelijke toon.
─”Ge ligt gie oak nie vaste, zeveroare!” riep de man. (Jij ligt ook niet vast, zeveraar!)

Tja, waar bemoei ik me eigenlijk mee?

Nauwelijks vijfhonderd meter verderop stond ik plots oog in oog met tien ingespannen sledehonden, die bij gebrek aan zowel sneeuw als aan een slede in razende vaart een bemand tuig met wielen over het smalle pad sleurden en zodoende alle andere weggebruikers in de bermen joegen. De verwijten waren niet uit de lucht, want het gevaarte hoorde daar absoluut niet thuis en veroorzaakte ronduit gevaarlijke toestanden, maar de menner stoorde zich absoluut niet aan die protesten. Hij bleef die honden aanvuren en de hele breedte van het pad in beslag nemen.

Tja, waar bemoeiden wij ons eigenlijk mee?

Ik hoop dat de moeder en haar dochtertje de ontmoeting met deze schuimbekkende husky’s zonder al te veel misère overleefd hebben.

hondenspan - kopie

Borst vooruit!

De windhozen hebben mijn woning links laten liggen; de gretig graaiende bliksems beschouwden me niet als doelwit; het overvloedige hemelwater zorgde niet voor overlast.

Vanmorgen rolde er zowaar een schuchtere zon naar boven, dus haalde ik snel mijn fiets van stal om een tocht te maken. Ik constateerde dat de natuur inmiddels treuzelig aan de herfst begonnen is, hoewel we nog drie weken zomer voor de boeg hebben. Nu ja, de herfst vind ik anders ook best te pruimen. Het is zelfs mijn favoriete seizoen, tenminste zolang het niet al te hard waait.

Vervolgens besteedde ik wat aandacht aan de runderen die ik langs mijn weg ontmoette. Vraag me vooral niet waarom, maar ik heb wat met die beesten. Ik durf zelfs met ze te praten. Vandaag echter viel het me plots op dat koeien tegenwoordig geen hoorns meer dragen, hetgeen me zeer verbaasde. De koeien uit mijn jeugd voerden allemaal hoorns. Of vergiste ik me? Nee toch. Waar zou anders de uitdrukking ‘de koe bij de hoorns vatten’ vandaan komen? Daar moest en zou ik tekst en uitleg over krijgen, dus hield ik halt bij de eerste de beste landbouwer die ik op mijn weg ontmoette. Dat bleek evenwel een leraar op rust te zijn, die als hobby de ornithologie beoefende en laarzen aangetrokken had om over modderige akkers te ploeteren en door drassige weiden te zompvoeten. Vervolgens sprak ik een echte boer aan en die wist me te vertellen dat de hoorns dusdanig voor problemen zorgden in de moderne stallen, dat de dierenarts die al kort na de geboorte van het kalf verwijderde. En maar mens toch! Waar bemoeien wij ons eigenlijk mee? 

Gelukkig fietste ik even verder langs een weide met een dozijn ouderwetse koeien, die nog wel hoorns droegen.

Een kennis van me is onderwijzer in Brussel. Enige tijd geleden gaf hij zijn pupillen de opdracht dieren van de boerderij te tekenen. Een van hen schetste een koe met alles erop en eraan, hoewel …

koeienuier

Ik zou het goed gerekend hebben. Als sommige vrouwen hier te lande hun melkfabriekje op hun buik mogen dragen, krijgen de koeien van mij toestemming om de uier aan hun borst te hangen.

Beestjes

Het was niet bijzonder warm, maar de zon zette haar beste straaltje voor en er stond slechts een matige wind, zodat ik besloot om een fietstocht te ondernemen. Ik peddelde van Torhout naar Oostende langs de Groene 62. Het pad is er voor iedereen natuurlijk, maar onderweg ergerde ik me in toenemende mate aan de loslopende honden. Sommige eigenaars veronachtzamen het niet alleen om de stronten van hun viervoeters op te ruimen, maar er zijn er ook steeds meer die de waarschuwingsborden straal negeren en het niet meer nodig vinden om hun dier aan te lijnen. Dat houdt altijd een risico in, ook al zijn ze er nog zo van overtuigd dat hun hond van het brave soort is. De in het rond draaiende voeten van een fietser kunnen onverwachte effecten sorteren. Ik spreek uit ondervinding. (lees in dit verband: Een klein opneukertje)

Uit alle poelen, sloten, kreken, vijvers, meertjes en wat er nog meer aan waterverzamelingen bestaat die ik passeerde ─ en langs dat pad geven die in groten getale acte de présence ─ ontsproten niet bepaald welluidende gezangen: kikkers gaven luidkeels het Minnedriftconcerto in D-majeur van Albrecht DePUYDT ten beste en padden waagden zich in ongeordende samenzang aan de Paringscantates van Richard PADDENbrook. Men kan me folteren met dit soort deunen.

Toen was er opeens een dame die me in gestrekte draf inhaalde, omdat ze zich met een elektrisch aangedreven fiets verplaatste. Honderd meter verderop hoorde ik haar een ijselijke kreet slaken en zag ik hoe ze een noodstop maakte. Luttele seconden later wist ik waarom ze dat deed, want ik kwam eveneens in een enorme insectenwolk terecht. Je had me moeten zien. Ik was van top tot teen bedekt met honderden, duizenden, miljoenen, ja zelfs miljarden ─ ik overdrijf misschien een beetje, zij het niet met tegenzin ─ groene insectjes, alsof de op kevers beluste kunstenaar Jan Fabre zich met me had beziggehouden. Ik prees me gelukkig dat ik meestal met gesloten mond fiets, wat bij de voornoemde dame kennelijk niet het geval was.

Ik vond dat zo’n onaangename ervaring dat ik zowaar zit te kippenvellen terwijl ik dit neerschrijf.

Slagveld

Ik voel me geroepen om nog even terug te komen op het onderwerp dat ik hier eergisteren bij de kop had, namelijk het droevige lot van de eekhoorn die ik op smartelijke wijze liet overlijden. Naar verluidt grijpen er op de Belgische wegen iedere dag apocalyptische slachtpartijen plaats. Zo zouden er in 2014 naar schatting tussen de 8 en 27 miljoen dieren aangereden zijn: 8 miljoen als de telling door fietsers gebeurt; 27 miljoen als voetgangers voor het cijfer instaan.

Ik heb de proef op de som genomen. Vanmorgen, tijdens mijn ochtendwandeling van 4,8 kilometer, heb ik … geen enkel slachtoffer aangetroffen. Dat komt waarschijnlijk omdat ik uitsluitend gebruik maakte van wegen zonder autoverkeer. Als wandelaar en fietser zul je niet zo licht de dood van een dier veroorzaken, tenminste als je de beestjes die onder het rubber van je voetzool of je fietsband verpletterd raken gemakshalve buiten beschouwing laat. Aangezien ik me nog altijd niet tot het jaïnisme bekeerd heb ─ de aanhangers van deze oude Indiase religie hebben zoveel respect voor alle levende wezens, dat ze het pad waarop ze lopen van tevoren met een bezem schoonvegen om de kans dat ze een dier vertrappen te minimaliseren ─ kunnen de insecten vooralsnog niet op enige omzichtigheid van mijn kant rekenen. Eigenlijk is dat allesbehalve rechtvaardig van me. Als ik de pretentie heb om mezelf een dierenvriend te noemen, zou het leven van een kevertje net zo belangrijk moeten zijn als dat van een eekhoorn. Zal ik me dan toch maar tot het jaïnisme bekeren?

Waar is mijn bezem?