Schipper mag ik overvaren?

Het betonweggetje kreeg enkel fietsers en voetgangers over zich heen, want het was gesloten voor gemotoriseerd verkeer, maar toch kon het bogen op een heuse spoorwegovergang met alle daarbij horende toeters en bellen.

Ik kwam daar aangepeddeld, lustig als altijd, en je zult het nooit anders zien: de bel begon te rinkelen, het rode licht flikkerde en de slagboompjes gingen dicht. In mijn hoedanigheid van voorbeeldig weggebruiker hield ik halt en wachtte. Twee minuten later stond ik daar nog steeds en was er in geen velden of wegen een trein te bespeuren. Toen gingen opeens de slagboompjes omhoog en het rode licht maakte plaats voor twee witte. Ik aarzelde nog even en maakte vervolgens aanstalten om de sporen over te steken, maar de bel zette het weer op een rinkelen, het licht sprong op rood en de slagboompjes versperden me de weg. Nu ja, versperren is veel gezegd. Ik wachtte op een trein die niet opdaagde en keek even later toe hoe de slagboompjes de armen spreidden en de rode lamp doofde. Gaan met de banaan! Ik had niet eens de tijd om de daad bij de gedachte te voegen, want ten derden male trad het hele alarmsysteem in werking.

Ik spiedde om me heen. Was er soms een verborgen camera in de buurt, die nauwgezet mijn doen en laten registreerde? Toen ging de deur van de keet aan de overkant van de spoorweg open en er verscheen een man.
─”Amuseer je je een beetje?” riep ik hem toe.
─”Steek maar over!” wenkte hij. “Ik wist niet dat je er was. Hier komt bijna nooit iemand.”

Voor ik overstak, heb ik toch eerst goed gekeken of er geen trein naderde. Ik vertrouwde die grapjas niet.

The Author