Doornroosje

rozenhoedjeEr evolueerden wat zusters en broeders over mijn televisiescherm. Ze behoorden met zijn allen tot de gemeenschap Moeder van Vrede, die hoofdkwartier hield in abdij Ten Putte in het West-Vlaamse Gistel. Daar hielden ze zich onledig met van alles en nog wat, zoals bijvoorbeeld huishoudelijke taken en muziek maken, maar vooral met dankzeggingen en bidden. In mijn hoedanigheid van slecht mens met een verdorven geest vroeg ik me af of ze als leden van zo’n moderne gemeenschap, waarin ze als zusters en broeders, maar tevens als vrouwen en mannen samenhokten, ook gemeenschap met elkaar hadden, maar ik kreeg geen antwoord op die vraag. Ik vermoed van niet, want ze hadden het volgens mij veel te druk met bidden.

Ik vernam dat ze tussendoor geregeld een rozenhoedje baden. Ik vroeg me af wat dat in vredesnaam kon zijn, dus ging ik te rade bij internet en leerde daar dat een rozenhoedje een deel van het rozenkransgebed is, bestaande uit vijf onzevaders en vijftig weesgegroetjes. De naam zou ontleend zijn aan de krans of hoed van rozen waarmee Maria als zinnebeeld van de kerk, de bruid van Christus, gekroond is.

Dat kan allemaal wel zo zijn, maar dat belet niet dat ik rozenhoedje een onnozel, om niet te zeggen een truttig woord vind. Ik durf dit echter niet luidop te zeggen, want ik wil niet de kans lopen dat katholieke fanatiekelingen op brutale wijze mijn woning binnendringen, om mij aan hun kalasjnikov te rijgen.

The Author