Een freudiaanse verspreking

Als ik in de brievenbus een aan mij geadresseerd overlijdensbericht aantref, is dat altijd even slikken, omdat ik licht geneigd ben te veronderstellen dat een mens die mij nauw aan het hart ligt schielijk het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft. Vanmorgen was dat ook weer het geval. Gelukkig voor mij – de aflijvige vond het wellicht niet zo’n dofje – betrof het iemand uit een over zijn vervaldatum gesukkelde vriendschap. Niettegenstaande onze danig versloomde relatie deelde men me op een bijgevoegd kaartje mee dat men me na de rouwplechtigheid aan de familietafel verwachtte en verzocht men me om wat van me te laten horen als ik niet op die uitnodiging kon of wilde ingaan.

Jullie weten inmiddels dat ik niet van bijeenkomsten houd en al helemaal niet als de aanleiding een betreurenswaardige gebeurtenis is. Ik toetste dus het vermelde nummer in, kreeg een vrouwenstem in mijn oor, betuigde mijn medeleven met een gevoileerd stemtimbre dat in de betere sterfkamer niet zou misstaan en vervolgde:
“Ik kom wel naar de rouwplechtigheid, maar niet naar het feest achteraf.”

Er viel een besmuikte stilte, maar toen hoorde ik de dame aan de overkant naar adem happen, om vervolgens los te barsten:
“Feest? Feest! Denkt u misschien dat we op zijn graf zullen dansen?”
Toen pas drong het tot me door dat ik me versproken had. Ik wilde me uitputten in verontschuldigingen, maar de verbinding was al verbroken.

Feest!? Hoe kwam ik daar in vredesnaam bij? Ik heb wat last van jetlag, maar dat is geen excuus natuurlijk.

En dat men lache en dat men danse
want ik hou niet van gehuil.
En dat men lache en dat men danse
als ik neerlig in mijn kuil.
Will Ferdy

The Author