Dienst en wederdienst

De man die voorzien van moeilijk te besturen ledematen aan de tapkast hing, was behoorlijk aan de vracht, om niet te zeggen ladderzat. Hij stumperde van de kruk, wankelde als een herhaaldelijk aangeslagen bokser en begaf zich met improviserende tred naar de deur. De kastelein hield op met het verrichten van kleine beroepsbezigheden.
“Ik breng je wel even naar huis”, zei hij en de aangesprokene overhandigde hem gewillig zijn autosleutels.

Het had heel wat voeten in de aarde, maar na veel vijven en zessen bevonden ze zich beiden aan boord van een subliem koekblik: de kroegbaas aan het stuur en het drankorgel naast hem in de passagiersstoel. Ze vertrokken. Luttele minuten later doemde de Mercedes echter opnieuw op, dit keer met de kastelein als passagier en als chauffeur … de zeer verzopen man.

De caféhouder had zijn klant keurig thuisgebracht, maar toen die protegé vernam dat zijn hoeder van plan was om per benenwagen huiswaarts te keren, bood hij hem een lift aan, op een toon die absoluut geen tegenspraak, laat staan een weigering zou dulden.  

Zo blijf je aan de gang, natuurlijk.

The Author