Een haar in de boter

Vanmorgen moest ik opeens aan Frank Deboosere denken: de weerman van de VRT. In het nette natuurlijk. Ik vind hem best wel een aardige man, daar niet van, maar hij doet mijn hart niet opzingen, laat staan dat hij allesverzengende hartstocht bij me los zou weken. Ik poep niet in mijn broek als ik hem zie en ik klap ook niet in mekaar als een strandstoel.

Ik vroeg me gewoon af waar hij, of in voorkomend geval zijn echtgenote, de boter bewaart. Die van mij berg ik op in de koelkast en als ik die ’s morgens opdiep, om er een croissant, een broodje of een gewone boterham mee te verwennen, is die zo hard als een kei, zodat ik die per microgolfoven tot betere gedachten, in casu smeerbare consistentie moet brengen, hetgeen te mijnent nogal eens en in een echte kliederboel resulteert, want boter kan op dat gebied echt niet veel hebben. In het huishouden van Frank is dat kennelijk niet het geval, want in zijn weerpraatje heeft hij het geregeld over boterzachte temperaturen.

Die vergelijking klopt overigens van geen kanten. Frank ─ die in 1997 de eerste Wablieft-prijs in de wacht sleepte, vanwege de ‘klare taal’ die hij onder meer tijdens zijn weerpraatje gebruikte ─ haspelt de tastbare (weke, malse) en de figuurlijke (milde, weldadige) zachtheid door elkaar. Temperaturen zijn niet stoffelijk en kunnen dus net zo min boterzacht zijn als boter mild kan zijn.

Het is hem vergeven, zolang hij ons maar heerlijk lenteweer met boterzachte temperaturen voorspelt.

The Author