Een zenuwpees? Ik?

De afstandsbediening liet een lampje flikkeren, om me te laten weten dat de batterijtjes in haar ingewanden op apegapen lagen en er eerlang de brui aan zouden geven.

Ik zat al anderhalve minuut met dat ding te klooien en het wilde maar niet lukken. Eerst raakten mijn handen dusdanig geagiteerd dat ze beefden en binnen de kortste keren was ik zo nerveus als een kolibrie.
─”Ja, je kunt ermee sukkelen”, monkelde de jongeman die ik wegens omstandigheden gedurende enkele weken onder mijn hoede heb en dus in mijn gezelschap vertoefde.
─”Daar krijg ik het van op mijn teringtietjes!” riep ik woest en ik gooide de zapper op het koffietafeltje. “Vooral als er iemand op mijn vingers zit te kijken!”
Hij raapte het ding op, klikte met onthutsend gemak de verse batterijen op hun plaats en schoof zo kalm als een zalm het dekseltje dicht.

Daarna keken we televisie.
─”Wat ben jij toch een zenuwpees”, zei hij nog.
─”Zullen we daar even om knokken?” dreigde ik.
─”In welke hoek wil je liggen?” vroeg hij.
Toen zweeg hij, want ik had hem met mijn blik neergekogeld. Ik kon me nochtans niet van de indruk ontdoen dat hij binnenpretjes had.

The Author