Beklijvende invasies

1. Het Ardennenoffensief

Kennissen van me hebben onlangs een stulpje gekocht, dat zich tussen de rollende heuvels van de Ardennen ophoudt en dat ze ietwat grootsprakerig een chalet noemen. Het is algemeen bekend dat het verhandelen van vastgoed met een papieren rompslomp gepaard gaat. Aangezien de notaris die de zaak behandelde geen gebenedijd woord Nederlands sprak en de nieuwe bezitters in spe van ganser harte geen jota van de Franse taal begrepen, deden ze een beroep op mijn polyglottische vaardigheid, teneinde te vermijden dat men ze een kunstje flikte, een loer draaide, een oor aannaaide of bij de bok deed.

Zo kwam het dat ik me enkele dagen geleden welgemoed naar ons binnenlandse buitenland begaf, waar ik de onderhandelingen in goede banen leidde, zodat de chalet binnen de kortste keren in andere handen kwam. Natuurlijk wilden de trotse eigenaars hun kersverse aankoop bezienswaardigen en ik ging met ze mee om te helpen kijken.

De deur werd plechtig ontsloten en we betraden het bouwsel … waar honderden, nee, duizenden vliegen ons een uitbundig welkom bereidden. Grote hemel, hel en vagevuur! Het zag er zwart van, want ze hadden het hele optrekje veroverd en zwierven in jolig groepsverband door de vertrekken.

In een zich daar in de buurt bevindende winkel kochten we de hele voorraad flitspuiten, waarmee we vervolgens op meedogenloze wijze dood en verderf zaaiden. Daarna hebben we de lijkjes op een hoop geveegd en met de laagste dienst in een massagraf ondergebracht. Het zal nog heel wat voeten in de aarde hebben om alle vliegenscheten weg te boenen, maar daar bemoei ik me niet mee.

2. De landing in West-Vlaanderen

Een vriend van me verhuurde een huisje aan een ietwat excentrieke man. Omdat die met de noorderzon verdween, brachten wij gisteren een bezoek aan de leegstaande idylle onder schaduwrijke bomen. Bij het betreden van de woning werden we door een horde vlooien besprongen. Met duizenden schoten ze uit het vloerkleed omhoog. Aan mijn schoenen en mijn broekspijpen hingen wriemelende trosjes ongedierte. Ik slaakte een schreeuw of drie van ontzetting en gaf een breakdance ten beste, die Michael Jackson me ten zeerste zou benijden als hij niet wijlen was geweest.

Telkens als ik aan die griezels denk ─ ik bedoel de vlooien en niet Michael Jackson ─ begin ik spontaan te kippenvellen en krijg ik jeuk over mijn hele lichaam. Ik ben nochtans een groot dierenvriend, maar ik heb het niet begrepen op gespuis, zoals daar zijn vliegen en muggen, luizen en vlooien, sprinkhanen en krekels, mieren en torren, bijen en wespen, spinnen …

Hoh, zwijg me van spinnen! September ligt in het verschiet en dan zullen ze weer in groten getale opduiken. Ik mag er niet aan denken!

The Author