Een gerechte straf

Terwijl ik aan dit schrijfsel begin, voel ik het schaamrood reeds naar mijn wangen klimmen. Ik sta namelijk op het punt om iets te bekennen waar ik allerminst fier op ben. Ooit heb ik een diefstalletje gepleegd, of eigenlijk meer iets ontvreemd, en dat is me zuur opgebroken. Er schuilt soms veel waarheid in de talrijke spreekwoorden die onze taal rijk is: gestolen goed gedijt inderdaad niet.

Een jaar of twee geleden reisde ik op andermans kosten naar de aldoor aan de wolken krabbende stad: New York. Ik logeerde er in een hotel met een naam als een klok, waar zich vanwege de druipende luxe en de entourage van nostalgie en romantiek heel wat beroemde filmscènes afgespeeld hebben. Nu bestaan er ongetwijfeld goedkopere hotels, zelfs in Manhattan, en als een bedrijf een riant maandloon uitgeeft om mij gedurende een kleine week onder te brengen, wil ik vanzelfsprekend zoveel mogelijk waar voor dat geld krijgen.

Na het uitchecken nestelde ik me nog even in de lounge, teneinde wat orde in mijn papierwinkel te scheppen. Ik had mijn jas met een nonchalant gebaar over een tafeltje gedrapeerd en toen ik opstond om te vertrekken, graaide ik per ongeluk — of toch ongeveer — ook de asbak mee die zich onder dat kledingstuk bevond. Ik dook gezwind een taxi in en enkele uren later klapwiekte ik huiswaarts.

Sindsdien prijkt mijn trofee op een plank van een van mijn boekenkasten. Het is een mooie asbak, helemaal van kristal en versierd met het logo van het hotel. Ik mag er graag naar kijken en als ik dat doe, voel ik nog steeds een beetje de opwinding van het moment dat ik het object ontvreemdde … eh … per ongeluk meenam. Gisteren heb ik het ding afgestoft en toen ik het terugplaatste, glipte het plots uit mijn handen en stortte neer op een erg kostbare tiffanylamp, die daar een onherstelbare schedelbreuk aan overhield.

Nee, gestolen goed gedijt niet. Ik zal het nooit meer doen.

The Author