Beroepsrisico

tandartsNog niet zo lang geleden is er een tandarts tot mijn kennissenkring doorgedrongen. Als ik hem ontmoet, probeert hij me altijd zijn wedervaren te vertellen, maar dan snoer ik hem meestal snel de mond, want ik heb echt geen affiniteit met beslagen tongen, al dan niet voortijdig verkrotte tanden, afgebrande kerkhoven, als rampgebied erkende gebitten en mensen die zo voortvarend uit hun das kegelen, dat enkel een in hun mondhoek opgehangen blokje toiletontgeurder ertegen opgewassen is.

Laatst was ik een beetje verstrooid, zodat ik hem niet tijdig het zwijgen oplegde. Toen het tot me doordrong dat hij opnieuw zijn stokpaardje bereed, had zijn relaas al the point of no return bereikt: het stadium waarop het van verregaande onbeleefdheid zou getuigen als ik hem alsnog onderbrak. In zijn stoel had een kwikzilverige deugniet plaatsgenomen, wiens tanden zo ver vooruit stonden dat ze zich in een andere tijdzone bevonden. Terwijl hij daar wat aan probeerde te doen, had die schobbejak moedwillig zijn bek dichtgeklapt en hem meedogenloos gebeten.

Men hoort niet te lachen met andermans ongeluk, maar ik deed het toch en zelfs van ganser harte.

Tjonge, wat heb jij mooie tanden! Hebben ze die ook in het wit?

The Author