Sta ik er mooi op?

Mijn antwoord op die vraag is kort en duidelijk: neen!

Je zult mijn gezicht — of andere lichaamsdelen die mij toebehoren — slechts op heel weinig foto’s aantreffen. Ik ben in hoge mate cameraschuw en laat me niet licht vereeuwigen, want ik sta er toch nooit mooi op. Denk nu vooral niet dat ik ondraaglijk lelijk ben. Jullie horen me niet beweren dat ik over het uiterlijk van een adonis en het goddelijkste lichaam aller tijden beschik, maar op een toastje zie ik er best wel appetijtelijk uit.

Nee, ik ben geen jonge Griekse god, die geolied door het leven schrijdt. Ik bezoek geen fitnesscentra, speel nooit met ballen — tenzij een zeldzame keer met de mijne — duik niet in zwembaden of andere waterverzamelingen, beoefen geen atletiek, ga nooit joggen, betreed net zo min ringen als arena’s of tatami’s … Mijn atletische activiteiten beperken zich tot het maaien van een gazon, het scheren van een heg, zo nu en dan een wandeling, een sporadisch fietstochtje en wat geklus in woning en keuken. Als mijn lichaam een tempel is, zal die er over enkele jaren niet bepaald florissant, doch eerder bouwvallig uitzien, maar dan trek ik me op aan de gedachte dat Michelingidsen en consorten mijn ruïne misschien met een aantal sterren zullen bedenken, waardoor ik alsnog in de belangstelling blijf staan als ‘vaut le voyage’, ‘mérite un détour’, of desnoods als ‘intéressant’.

Sommige mensen zijn werkelijk fotogeniek en talloze anderen menen dat ze het zijn. Ze poseren graag en ze doen dat met een verfrissend naturel. Ik niet. Zodra men een camera op me richt, slik ik een lantaarnpaal in en kijk ik in de lens alsof ik geen vogeltje, maar een volwassen krokodil verwacht.

Onlangs zag ik in een videofilmpje hoe ik me op een dansvloer gedraag. Het was alsof ik naar een documentaire over een spasticus zat te kijken. Ik kon wel door de grond zinken. Het zal heel lang duren voor ik me nog eens in het openbaar aan een danspasje waag.

The Author