Op jacht

Toen ik vanmorgen mijn keuken betrad, ontdekte ik daar een vreemdsoortig insect met lange voelsprieten, twee paar diafane vlerkjes en talloze poten, dat in een tumbler neergestreken was en vertwijfeld door een bodempje whisky crawlde.
─“Hoe heet je, gedrocht?” vroeg ik.
Het monstertje schakelde over op een lusteloze vlinderslag.
─“Onbeleefd scharminkel! Je moet antwoorden als men je wat vraagt!”

Ik huiverde bij de gedachte dat dergelijk ongedierte mijn woning vermocht binnen te dringen, zich overal kon schuilhouden en dus mogelijkerwijs zelfs tussen mijn beddengoed vertoefde. Omzichtig bracht ik het glas naar het terras en schudde daar het verguisde griezeltje de vrijheid in. Het dwarrelde eerst tollend neerwaarts, verhief zich dan en fladderde rakelings aan me voorbij.
─“Keep my memory green!” murmelde ik.

Het dwaze mormel deinde langs me heen en floepte gezwind terug naar binnen, via de openstaande deur. Een lichte verbijstering maakte zich van me meester en ik keek als een snoek op zolder.
─“Krijg nu wat!” had ik de schurft in. “Je mag het me niet tegen maken of ik zou weleens heel slecht nieuws voor je kunnen hebben.”

Het kennelijk honkvaste schepsel dartelde blijhartig door de keuken. Met een handdoek probeerde ik het de wijde wereld in te wapperen en dat lukte nog vrij aardig ook: in scheervlucht verliet het mijn woning, drukte ten afscheid nog wat flukse zoenen op de ruit en verdween. Ik begon puin te ruimen. Tijdens het vendelzwaaien had een lus van de handdoek zich vastgehaakt aan een uitsteeksel van de fruitschaal die op tafel stond en …

Ik rotzooi wat aan als ik in vorm ben.

The Author