Wurgslangen, gifkikkers en vogelspinnen

Als het aan mij lag, zou mijn tuin een plaats zijn waar de natuur het voor het zeggen heeft en haar ruige gang mag gaan. Helaas lokt deze ingesteldheid reacties uit van mensen die het allemaal veel beter menen te weten. Ze doen nogal honend over mijn uitbundige vegetatie … eh … ik bedoel vanzelfsprekend de groeise gewassen rond mijn woning. Sommigen verzekeren me stekelig dat ik eerlang dusdanig door parasieten overslingerd zal raken, dat ik enkel nog te bereiken ben door wie zich met machetes een weg door mijn jungle baant. Dat ze voor hun eigen deur keren!

Het is dat ik eigenlijk geen verstand van tuinieren heb. Mijn gestoethaspel in het groen is nooit overtroffen en getuigt van een doortastend optreden. Ik ruk de fraaiste planten uit de grond en begin vervolgens lustig onder distels en doornen te zaaien. Gelukkig kan ik een beroep doen op een bijdehante plantsoenenschoffelaar, die gekonfijt is in de horticultuur en zich volgens de regels van de kunst met mijn lustoord bemoeit, zij het dan in ruil voor klinkende munt.

Zaterdag verscheen hij te mijnent en ik trok snel indrukwekkende rubberlaarzen aan, om een handje toe te steken. Terwijl hij ingewikkelde beroepsbezigheden verrichtte, liep ik wat te kleuteren en probeerde ik de indruk te wekken dat ik krachtig in de weer was. Ik raapte een stuk hout op en … Ik deinsde terug als een duivel die een veeg met een wijwaterkwast krijgt. Ik versteende heel even en zette er toen de sokken in, terwijl het me bijna dun door de broek liep.
─”Een slang!” begilde ik me. “Daar zit een slang!”

Ik ben een groot dierenvriend, maar slangen en schorpioenen blijf ik doodenge beesten vinden. Ik schijt zeven kleuren bagger voor die griezels. De tuinman ging poolshoogte nemen en even later had hij het dier in zijn handen: ongeveer dertig centimeter kronkelend en tongelend reptiel.
─”Da’s geen slang,” zei hij. “Da’s een hazelworm.”
─”Als dat een worm is, ben ik Osama bin Laden!” riep ik.

Had hij nog gelijk ook. Ik stelde me zo’n hazelworm eigenlijk veel onschuldiger voor, meer iets als een dauwpier. Bleek die engerd bovendien van bescherming te genieten. We hebben hem, of haar, dus de vrijheid gegeven, zij het honderd meter verderop.

Ik ben vandaag nog niet in de tuin geweest. Ik durf niet goed. Zelfs in het paradijs was er nog een slang, dus wat verschuilt er zich allemaal niet in mijn arcadia?

The Author