Bollo smitto

Het dorp is al jaren geen oase van rust meer. De hoofdstraat is een drukke verkeersgleuf, waar auto’s en vrachtwagens zich gestaag doorheen persen, met aan weerszijden een stoep. Ja, aan de stappers hebben ze gedacht, de dames en heren ingenieurs, maar de fietsers lieten ze in de kou staan. Je moet over ware doodsverachting beschikken om je op twee wielen in die heksenketel te wagen. Men rijdt je van de sokken voor je er erg in hebt.

Wat doet een zwakke weggebruiker in zo’n geval, gesteld dat zij of hij nog wat langer als kostganger op deze aardkloot wil rondlummelen? Inderdaad! Die hijst zowel het vege lijf als het transportmiddel het trottoir op en vervolgt daar zijn weg, tot grote ergernis van de nog zwakkere verkeersdeelnemer: de voetganger. Men kan op zijn vingers natellen dat daar ongelukken zullen van komen en gisteren was ik zowaar ooggetuige van zo’n confrontatie.

Een dame stapte buiten bij de bakker, in de overtuiging dat ze op een veilige stoep belandde. Uitgerekend op dat moment kwam er echter een nogal drieste fietser aangepeesd. Ze konden net een botsing vermijden, maar het stuur van dat rijwiel graaide wel de papieren zak mee die de vrouw in haar hand droeg. Het ding pletste op de grond, barstte open en onthulde aldus een tompoes en twee berlinerbollen, waarvan er een gezapig, maar op een wel zeer verleidelijke wijze naar me toe rolde.

Er ontstond vanzelfsprekend een heftige discussie over wie voor de schade moest opdraaien, maar ik wilde me daar niet mee bemoeien. Ik glipte de bakkerswinkel binnen, hoewel ik dat eigenlijk niet van plan was, en daar kocht ik … twee tompoezen. Ik had opeens rare trek gekregen. Ik zal toch niet zwanger zijn, wel?

The Author