Gespleten persoonlijkheid

Wie vroeger op het televisiescherm verscheen, om iets aan de wereld te verkondigen, kreeg een microfoontje opgespeld. Bij mannen prikte men het kleinood veelal op de revers van hun jasje; bij vrouwen gebeurde dat op de plek waar ze … eh … ontboezemden en dus vaak aan de rand van een duizelingwekkend decolleté, waarin waaghalzige blikken met een smak omlaag konden storten als ze niet uitkeken.

Vandaag de dag vervangt men dat discrete dingetje steeds vaker door een soortement spreekbuisje, dat allesbehalve onopvallend voor het gezicht van de spreker bungelt. Nee, bungelen is eigenlijk niet het juiste woord, want het instrument is onvermurwbaar en ontsiert in niet geringe mate het uiterlijk van wie het draagt, alsof die weggelopen is uit een Amerikaanse gangsterfilm, waarin hij ─ hoe kan het anders? ─ Scarface heet.

Gisteren verscheen er een politicus op het ruitje. Ik noem liever geen namen, maar ik mag beleefd van hem balen, want ik beschouw hem als een bijzonder lompe man, zowel qua gedrag als qua voorkomen. Als hij zijn mond opendoet, springen de kikkers eruit en hij heeft het smoel van een buldog die op een wesp kauwt: een pafferige kop waaronder een vaalgele keelzak lilt. Is dat kinnebakspek of rust je hoofd op een stapel pannenkoeken?

Men had hem ook zo’n piefje opgezet en terwijl hij sprak, golfden zijn kwabwangen voortdurend tegen dat staafje aan, hetgeen een bijzonder onlekker nevengeluid teweegbracht. Christene zielen! Geef die man voortaan alsjeblieft zo’n ouderwetse microfoon, voorzien van een hele grote plopkap, zodat ik zijn kanis niet hoef te zien.

The Author