Primaat

Sommige mensen staan ongehoord bot in het leven.

Hoewel ik een afspraak bij de tandarts had, diende ik toch mijn beurt af te wachten in een daartoe bestemd lokaaltje. Nu beschik ik niet over het geduld van een oester en wachten is iets voor de zielen in het vagevuur, maar soms moet een mens van de nood een deugd maken. Ik installeerde me op een ongemakkelijk stoeltje en bladerde door een beduimeld tijdschrift dat daar voor het grijpen lag.

Toen kreeg ik het gezelschap van een wel heel frisse jongen: het soort gast dat je beter niet snijdt op de autoweg. De zeven paarden die hem uit de klei getrokken hadden, stonden daarvan nog na te hijgen. Hij had kauwgom in zijn bek en zijn geknabbel veroorzaakte smakkende geluiden en gemurmel van speeksel. Christene zielen! Wat is dat toch een afschuwelijke gewoonte. Plots begon die klotenbibber ook nog fluimen op te halen, hetgeen vanzelfsprekend met veel gerochel gepaard ging. Ik zat al bokkig te kijken, want ik voelde me daar onbehaaglijk bij, maar ik was nog niet aan het einde van mijn beproeving. Dat wrattenzwijn verhief immers de ene kant van zijn kont en gaf ongegeneerd de vrijheid aan een knallende scheet
─“Hèhè!” grijnsde hij. “D’r worden hier harde noten gekraakt.”

Daar zou je toch een kunstkop van krijgen! Ik kon er waarachtig niet mee lachen, zelfs niet als een boer met kiespijn. De dinosaurusdrol wist echter niet van ophouden. Even later haakte hij een kunstgebit uit zijn bakkes, want de kauwgom was blijkbaar vast komen te zitten tussen zijn echte en zijn valse verhemelte. De hele kokenage begon me danig te beknellen. Bewaar me, zeg!

Net toen ik op het punt stond hem te vragen of hij misschien nog in grotten leefde, opende de tandarts de deur en mocht ik naar de pijnbank.

Ze moesten zulke mensen met een kotszakje leveren. Ik bedoel die onbehouwen horken. Niet de tandartsen. Hoewel …

The Author