Smeuïg

Mijn moeder had het culinaire equivalent van groene vingers. Ze kookte meeslepend. Zelf laat ik me ook niet onbetuigd. Ik kan nogal wat samengooien en net als mijn ma gebruik ik uitsluitend echte boter. Naar verluidt is dat niet goed voor mijn closetrol … eh … mijn cholesterol, maar daar zit ik niet zo mee. Een knispervers broodje, knapperig van korst, soepel en rul van kruim, met een flinke lik zilte boter en een plakje belegen Goudse kaas, of een sneetje zijig zachte Parmaham … Ja, doet u me daar nog maar een van. Dat is mijn kostje hoor.

Ik koop mijn boter in een hoeve, nauwelijks twee kilometer bij me vandaan, waar men die nog op ambachtelijke wijze bereidt. Nu ja, ambachtelijk … Het karnen gebeurt allicht niet meer met de hand, want er bestaan tegenwoordig machines die zich van die bewerkelijke taak kwijten, maar een smakelijker product heb ik tot op heden nergens aangetroffen.

Toen ik vanmorgen aan de ontbijttafel aanschikte, bleek het vlootje leeg te zijn. Ik diende me tot de koelkast te wenden, die ik van pakje vrij harde en derhalve onsmeerbare boter beroofde. Per microgolfoven probeerde ik dat op te lossen, maar ik ben een klunshark met zulke wonderlijke toestellen, zodat ik even later aan ’t kliederen ging met het vloeibare vet dat ik eruit opdiepte.

Enkele maanden geleden bevond ik me in een op een adembenemende hoogte gelegen stulpje in het Andesgebergte. Daar zag ik hoe een moeder, die zich liefdevol aan het vieruurtje voor haar kroost wijdde en eveneens met te hard smeersel worstelde, telkens een klont boter in haar mond propte, die tot zachtheid kauwde en vervolgens op de voor haar kinderen bestemde boterhammen uitspuwde. Ik mocht mee-eten, maar daar heb ik beleefd voor bedankt.

Smakelijk!

The Author