Ik zie ze vliegen

In vogelvlucht woon ik eigenlijk op spuugafstand van de luchthaven van Oostende. Het zal dan ook niemand verbazen dat er regelmatig een toestel over mijn huis scheert. Nu ja, scheren is misschien een tikkeltje te laag-bij-de-gronds. Laten we zeggen dat het gevaarte op geringe hoogte door het luchtruim boven mijn woning klieft, hetgeen meestal met groot gedruis gepaard gaat.

Ik placht me daar nauwelijks aan te storen, want ik ben een groot bewonderaar van alles wat vliegt en ik mag bijzonder graag die wonderlijke tuigen gadeslaan. Hoewel ik helaas behoorlijk veel last van vliegangst heb, heeft dat me nooit belet om aan boord van zo’n machine te klimmen en de wereld af te struinen.

Als er zich in Oostende een toestel verheft, dat met gierende motoren mijn richting uitstevent, gebeurt het niet zelden dat ik me naar buiten spoed om het te aanschouwen.
─”Waar gaan jullie naartoe?” roep ik dan, of ook nog “Whither goest thou?”, want ik spreek talen.
In mijn verbeelding klapwieken ze nooit naar een onherbergzame plek op de aardkloot, zoals bijvoorbeeld dor woestijngebied of de vergeefsheid van een ijzige poolvlakte. Nee, ze reizen steevast naar plaatsen waar men een aardse glimp van de hemel kan opvangen: het aanhankelijke blauw van een zee, aan de rand waarvan een versgestreken strand ligt te sluimeren, dat op zijn beurt bezoomd is door gewassen die met verrukkelijke bloemen pronken en een trosje palmbomen, die attent over je heen buigen en voor wat frisse schaduw zorgen …

Enige tijd geleden is een vliegtuig nogal onzacht op een aantal huizen in de buurt van een Amerikaanse luchthaven geploft en zaaide daar dood en vernieling. Sindsdien ben ik er niet meer zo gerust op en spits ik de oren als er een toestel in aantocht is. Sputtert daar een motor? Was dat een ontploffinkje? Hoorde ik metaal krijsen? Zal ik dekking zoeken en onder mijn bureau duiken?

De vraag is immers niet of het ooit zal gebeuren, maar wel wanneer het zal gebeuren.

The Author