Van de ratten besnuffeld

Toen ik vanmorgen de gordijnen openschoof, zag ik iets in de lucht hangen. Bij nader toezien bleek dat het treuzelige begin van de lente te zijn. De dageraad tooide zich met pastelkleuren en het wierookte in het bos. Daar moest een wandeling van komen.

Met roofdierachtige tred volgde ik een pad dat zich als een aal in doodsnood in talloze bochten wrong. Ik genoot met volledige inzet van al mijn zintuigen en hapte gulzig in de naar een net geplukte appel smakende ochtendkoelte. Toen hoorde ik een geritsel in de berm.

Bewoog daar iets? Of beeldde ik me dat … Een schimmig geval sprong naar me toe. Ik slaakte een gesmoorde gil. Een beest! Een reusachtige rat ─ nu ja, laten we niet overdrijven en het bij een tamelijk groot exemplaar houden ─ klampte zich vast aan de hiel van mijn schoen. Joelend gaf ik een snelvoetige breakdance ten beste. Het mormel was daar niet goed van, liet me los en gliste ijlings het struikgewas in.

Grote hemel, hel en vagevuur! Welke achterlijke dakhaas heeft me wijsgemaakt dat ratten nooit mensen aanvallen? Een ram kan hij krijgen!

The Author