Wispelturig

De grote dag was eindelijk aangebroken. Om de zomer uit te wuiven en de herfst te verwelkomen, zou ik een grote fietstocht ondernemen en me een hele middag lang door de bedaarde landschappen van West-Vlaanderen trappen.

Ik had een schilderachtige route uitgestippeld, verzamelde wat proviand voor onderweg, omgordde een sportieve uitmonstering en begaf me blijmoedig naar de garage, waar ik mijn stalen ros pleeg te stallen. Met tijgerachtige souplesse slingerde ik mijn zitvlak in het zadel, om meteen te constateren dat de achterband compleet luchtledig en derhalve helemaal plat was. Ik zal ook nooit eens mazzelen, hè. Ik spuwde nagels en ging het rijwiel met schimpende woorden te lijf, al kwam daar vanzelfsprekend niets heuglijks van.

De plaatselijke fietsenmaker zou wellicht niet bereid zijn om me meteen te helpen. Ik kon natuurlijk ook zelf aan de slag gaan, maar ik bezit voldoende zelfkennis om te weten dat er geen civiel ingenieur aan me verloren gegaan is en dat ik, met andere woorden, een kerk op zijn toren zou zetten. Desalniettemin trok ik een ketelpak aan en stak de handen uit de mouwen.

Nauwelijks twintig minuten later had ik het klusje geklaard. Ik besloot evenwel nog een halfuurtje te wachten, teneinde er zeker van te zijn dat de operatie geslaagd was. Na het verstrijken van die tijd had ik geen zin meer in fietsen. Toen ben ik maar thuisgebleven.

The Author