Uitstapje

Op de parkeerplaats van het ziekenhuis kachelde een brekelijk oud vrouwtje naar me toe. Ze maakte een beetje een rafelige indruk en zag er wat versjofeld uit. Er stonden generaties wereldleed in haar gelaat geëtst en haar kapsel leek omgescharreld door opgewonden vogeltjes. Haar lichaamstaal drukte een gesmoord hulpgeroep uit. Of ik haar alsjeblieft naar huis kon brengen?
“Waar is dat dan?” vroeg ik.
Ze reciteerde het adres met de zangerige modulatie waarmee kinderen de tafels van vermenigvuldiging afdreunen.

Het zou slechts een kleine omweg van me vergen. Bovendien heb ik wat met wie zich in zijn nadagen bevindt. Ik laat ze nooit aan hun lot over en heb er alle begrip voor dat ze zich wat verloren voelen in deze computergestuurde tijden. Ik opende hoffelijk het portier van mijn auto en liet haar plaatsnemen. Toen herinnerde ik me opeens een voorval …

… op een warme zomerdag bracht mijn vader een bejaarde man naar huis, die vlak voor onze deur een soort appelflauwte gekregen had. Ze waren koud de straat uit toen de passagier een langgerekte zucht slaakte … en daarna niets meer, want hij zat dood naast mijn pa. Dat is op zich al geen aangename gebeurtenis, maar wat volgde was nog minder prettig. Men catalogiseerde het overlijden als zijnde verdacht en mijn vader onderging een verhoor. Had hij dat heertje al dan niet om het leven gebracht?

Het vervoeren van onbekenden bergt dus een risico in zich en dat risico vergroot recht evenredig met het aantal levensjaren dat de onbekende achter de rug heeft. Niettemin bracht ik het vrouwtje naar het adres dat ze opgegeven had … en daar bleek niemand haar te kennen of ooit gezien te hebben. Dan sta je toch even paf, hoor. Ik probeerde haar meer informatie te ontfutselen, maar ze begon opeens te raaskallen, zodat ik me noodgedwongen tot de politie moest wenden. Daar was men al op de hoogte van haar verdwijning. De dolende ziel was ontsnapt uit het ziekenhuis waar ze me om een lift gevraagd had.

Ik had het nochtans kunnen weten of toch zeker vermoeden. Mijn grootmoeder liet zich ook niet africhten of aanlijnen en slaagde er telkens weer in uit het verpleeghuis weg te lopen. Dat is haar op een keer fataal geworden, want ze stak een straat over en kwam onder een auto terecht.

Er rest me niets meer dan het uitspreken van de weinig historische woorden: “Zo, dat hebben we ook weer gehad.”

Wie weet wat het leven voor ons nog allemaal in petto heeft?

The Author