Kwestie van interpretatie

De lente laat zich dit jaar niet haasten. Nu de natuur kennelijk besloten heeft om er toch maar aan te beginnen, zij het ietwat treuzelig, komen ze tevoorschijn als paddenstoelen na een regenachtige dag: de sportievelingen. In dichte drommen … eh … druppelsgewijs sjokken ze zich het schompes, er stellig van overtuigd dat ze zich ter bevordering van hun gezondheid op doortastende wijze moeten afbeulen. Voor mij niet gelaten, maar ik laat het kastje liever bij het muurtje blijven.

Het valt mij op dat steeds meer recreanten met oortjes toegerust zijn, waarmee ze hun favoriete muziek beluisteren, die natuurlijk oneindig veel mooier is dan het ruisen van boomkruinen en het kwinkeleren der vogelen. Toen ik vanmorgen mijn brievenbus leeghaalde, kwamen er net twee meisjes met zulke dingetjes aandraven en ik besloot een plaagstootje uit te delen. Ik bewoog mijn mond alsof ik iets tegen ze zei en zwaaide terzelfder tijd heftig met de armen, de indruk wekkend dat er iets ernstigs aan de hand was. Ze hielden geschrokken in en rukten de dopjes uit de bevallige oorschelpjes.
─”Is er wat?” vroeg de ene hijgend.
─”Daarnet kwamen je voeten van de grond,” zei ik met een uitgestreken gezicht, “maar ondertussen staan ze er weer op.”

Ze keken me aan alsof ik ze een oneerbaar voorstel deed, wisselden vervolgens een veelbetekenende blik en repten zich toen met vleugels aan de voeten van me weg, alsof ze bang waren dat ik, gevaarlijke gek, nog wat onaangenamers voor ze in petto had.

Gelachen dat ik heb … maar toen bedacht ik plots dat ze mijn grapje misschien wel verkeerd begrepen hadden. Als je de woorden ‘van de grond komen’ in de mond neemt, kan dat inderdaad op een oneerbaar voorstel lijken.

Hoor ik daar de sirene van een politieauto loeien?

The Author