Zo getikt als een ei op zondagmorgen

Als ik met de benenwagen naar het dorp keutel, en dat doe ik regelmatig, volg ik meestal een trambedding die men al meer dan een halve eeuw geleden in een wandelpad herschiep. Vanmorgen werd ik echter in mijn gang gestuit door een rode krijtstreep, die met onzekere tred de promenade overstak en vergezeld was van een in grillige letters neergeschreven boodschap:

“Wie over deze lijn stapt, is zot.”

Daar stond ik dan. Aangezien ik me op een holle weg bevond, die ruim twee meter dieper lag dan de weilanden aan weerskanten, zou ik me tijdens het beklimmen van de steile, door weelderig rankend onkruid overslingerde oevers ongetwijfeld bevuilen, dus dat was geen optie. Ik kon vanzelfsprekend ook op mijn stappen terugkeren en via een andere route naar het dorp lopen, maar dat was een omweg van bijna twee kilometer en ik had al geen overschot aan tijd … Er zat niets anders op: ik overschreed op vermetele wijze de krijtstreep, met het optimisme van een missiepater en een gezicht van wie-doet-me-wat?

Terwijl ik bij de bakker op mijn beurt wachtte, voelde ik de hommel in mijn hoofd ontwaken.
“Kom, ik doe eens even iets geks!” dacht ik en het kostte me alle moeite van de wereld om dat voornemen niet meteen in daden om te zetten.
Op de terugweg gaf ik wat rare sprongetjes ten beste en nog voor ik goed en wel mijn woning bereikte, was ik al in niet bepaald stemmig gezang losgebarsten:  En als we dood zijn, groeit er gras op onze buik … en meer van die blijmoedige stapliederen.

Mijn katten hoorden me naderen en maakten zich ijlings uit de voeten. In het struikgewas becommentarieerden ze gniffelend het gedrag van hun ridicule huisgenoot, die kennelijk net zo geschift was als een karton zure melk. Later, toen het wat beter met me ging en ze schoorvoetend bij me terugkeerden, zaten ze me verwijtend, ja zelfs een beetje spottend aan te staren.
“Jullie doen soms ook gek”, zei ik. “Jullie moesten eens weten hoe onnozel ik het vind als jullie een draadje of een touwtje aanvallen alsof het een gevaarlijk serpent is.”

The Author