Huistiran

Net als mijn vader kom ik met heel weinig slaap toe en daar ben ik best wel blij mee. Ik ga nooit ofte nimmer voor middernacht naar bed ─ meestal is het zelfs rond de klok van tweeën ─ en om halfzeven ontstijg ik monter het ledikant. Nu ja, monter … Eigenlijk is het een moetje.

Er lopen hier drie katten rond, een moeder met twee dochters, die ik in een vlaag van zinsverbijstering met vermassacreerde namen van sprookjesfiguren bedacht heb. ’s Morgens rond een uur of zes begint het trio al ongeduldig door de woning te ijsberen. Soms hoor ik dat wel, maar dan doe ik alsof mijn neus bloedt en blijf liggen. Het duurt nooit lang of Kootrapje krijgt het op de heupen. In vergelijking met haar kwartelvette moeder, Dein Kluimpje, en haar struise zus, Weeuwsnitje, ziet zij er een zwak kraampje uit. Ze is nogal kwakkelig van gezondheid en ligt vaak in de lappenmand, waardoor ze een beetje een rafelige indruk maakt. Ze gedraagt zich echter zo tiranniek, dat haar familieleden en ik wel degelijk rekening met haar houden.

Als ik geen aanstalten maak om op te staan en de deur naar de tuin te openen, verschijnt Kootrapje om halfzeven in de slaapkamer. Je kunt er de klok op gelijkzetten. Met tijgerachtige souplesse stapt ze resoluut naar de rand van het bed, opent haar muil en produceert een luide, niet mis te verstane miauw. Het is verbazingwekkend dat er in zo’n klein keeltje een geluid van die omvang kan ontstaan. Dat dringt door merg en been.
─“Kust een beetje mijn kloten!” foeter ik dan onder mijn laken, of iets anders van die strekking.
Ze laat die oneerbiedige opmerkingen over haar kant gaan, wandelt kwansuis weg, maar blijft in het deurgat staan kijken hoe de toestand evolueert. Als er geen schot in de zaak komt, herhaalt ze de procedure. Ze zet opnieuw haar sirene aan en ik weet uit ondervinding dat ze niet van plan is om me met rust te laten, dus …

Met Nieuwjaar is ze van tactiek veranderd. Ze staat nu al om zes uur naast het bed haar stem te verheffen, op een kazernetoon die geen tegenspraak duldt. Nog even en ik kan net zo goed niet meer gaan slapen.

The Author