Speurtochten

Ik heb een gloeiende siroophekel aan ziekenhuizen, niet zozeer vanwege de sores die ze herbergen, maar vooral omdat ik er letterlijk mijn draai niet kan vinden. Die doolhoven van identieke gangen met deuren brengen mij steevast in grote verwarring. Het gebeurt dan ook niet zelden dat ik me het ongans loop te zoeken, of zelfs verdwaal.

Onlangs begaf ik me naar zo’n opslagruimte voor lichamelijk benadeelden, om er een door het ongeluk bezochte vriend een hart onder de riem steken. Hij was tijdens het fietsen op brutale wijze door een auto aangereden en kon daardoor zonder dat hij opviel naast Toetanchamon gaan liggen. Met een glimlach van een meter en wel honderd blikkerende tanden in mijn bek stapte ik de kamer binnen en riep:
─”Surprise!”

Het oude vrouwtje dat daar ten prooi aan grote eenzaamheid in bed vertoefde, keek me aan alsof ze me uitgevonden had en begon gelijk verlekkerd te knikken naar de fruitmand die ik met me meevoerde. Toen bleek dat die niet voor haar bestemd was, bedacht ze me met de blik van een kind dat net zijn ballon zag knappen. Het heeft echt niet veel gescheeld of ik liet mijn korf bij haar achter.

Gisteren diende ik een kraamvisite af te leggen en opnieuw verliet ik de lift op de verkeerde etage, waar ik me gedurende een aantal minuten het pleuris zocht, tot een behulpzame verpleegster me op het juiste spoor zette en ik bij de trotse moeder terechtkwam.
─”Ben je blij met het zusje dat mama en papa voor je gekocht hebben?” vroeg ik aan het zoontje van een jaar of drie dat daar rondlummelde.
Hij hief zijn gezichtje naar me op, schuddekopte heftig en zei:
─”Ze hebben het niet gekocht. Papa heeft het zelf gemaakt.”

The Author