Kut met peren!

Ik ben een grote fan van Sinterklaas, dus spreekt het vanzelf dat ik verleden zaterdagmiddag voor de televisie zat als een konijn voor een lichtbak, om toch maar geen beeld te missen van de manier waarop de goedheilig man in de wereldstad Antwerpen arriveerde.

In afwachting van zijn aankomst probeerden enkele hyperboreeërs de in groten getale aanwezige supporters te vermaken met allerhande leukigheden, die meestal gevaarlijk naar onnozelheid overhelden. Ook vernam ik dat het paard van Sinterklaas ─ de schimmel die het in Vlaanderen, om vooralsnog onnaspeurbare redenen, met de ronduit belachelijke naam Slecht-weer-vandaag moet stellen, maar in Nederland naar het veel fraaiere Amerigo luistert ─ gevoelig is voor zeeziekte en daarom niet met de stoomboot meekwam, maar inmiddels al over land over zand richting Antwerpen gegaloppeerd was.

Pardon?! Waar halen die lui het vandaan dat het paard van Sinterklaas niet over zeebenen zou beschikken? Het is klaterende onzin, klets met klontjes en volstrekte, categorische kul. Dat gedoog ik niet. Het tegendeel blijkt klinkklaar uit een liedje dat al in 1850 geschreven werd en uitgroeide tot de vaakst gezongen ode aan Sinterklaas. Wat staat daar in de derde versregel?

Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan.
Hij brengt ons Sint Nicolaas, ik zie hem al staan.
Hoe huppelt zijn paardje het dek op en neer.
Hoe waaien de wimpels al heen en al weer.

Ik weet niet of jullie ooit last gehad hebben van zeeziekte, maar voor zij die er wel het slachtoffer van waren: hadden jullie toen zin om het dek op en neer te huppelen?

The Author