Opgetuigd

Omdat ik straks helaas een veel te jong gestorven kennis van me dien te begraven, heb ik net de vrouwelijke kant van mijn persoonlijkheid kleerkasten laten openrukken en tevens aan het woord gelaten: “Wat zal ik in vredesnaam aantrekken?”

Het zal immers een druk bijgewoonde afscheidsplechtigheid worden, want de aflijvige ─ wat is dat een lelijk woord! ─ stond te goeder naam en faam bekend en men zal hem ongetwijfeld in groten getale de laatste eer willen bewijzen. Niettegenstaande het miserabele weer verwacht men een massa volk en een meer dan bomvolle kerk.

In de allereerste plaats houdt men rekening met een grote toeloop van verzamelaars van doodsprentjes. Die scheuren van hot naar haar om hun collecties uit te breiden en als er een beetje een bekende persoon mee gemoeid is, dagen er grote horden van die lijkenpikkers op. Sommigen proberen zelfs meerdere prentjes in de wacht te slepen door verschillende keren ter offerande te gaan, maar de ceremoniemeester brengt speciaal daarvoor een mannetje mee, die een oogje in het zeil houdt en verhindert dat dergelijke elementen zich opnieuw in de rij aansluiten.

Een tweede groep bestaat uit toeschouwers. Die zijn meestal vroeg aanwezig, want ze willen een plaats veroveren waarvandaan ze het allemaal goed kunnen zien. Tijdens de hele plechtigheid kijken ze om zich heen als stokstaartjes en is er in hun hoofd een boekhouding aan de gang. Achteraf kunnen zij je heel precies vertellen wie welke kleren droeg, wie er bij de genodigden hoorde en op welke manier deze en gene uiting gaf aan zijn verdriet. Op koffiekransjes en theemutsenbijeenkomsten schijnt dat een zeer gesmaakt gespreksonderwerp te zijn.

De minderheid bestaat uit mensen die een relatie onderhielden met de overledene en die willen uitwuiven voor hij of zij aan de laatste reis begint. Straks zal ik daarbij horen, want anders zou ik me niet in een kerk vertonen. Ik zal zodoende ongewild het slachtoffer zijn van nieuwsgierige blikken en wil er dus enigszins toonbaar uitzien. Daarom heeft mijn vrouwelijke kant vanmorgen kleerkasten opengerukt met de vraag: “Wat zal ik in vredesnaam aantrekken?”

Als zoon van een kleermaker en omdat de appel niet ver van de boom valt, beschik ik gelukkig over een tamelijk ruim assortiment pakken voor iedere gelegenheid. Mijn keuze is inmiddels gemaakt. Ik wil tot elke prijs vermijden dat ik onmiddellijk in het oog spring. Ik ben een beetje een ingeknepen ziel en houd me liever gedeisd. Ik verkies zo onopvallend mogelijk afscheid nemen van mijn kennis.

The Author