Hovaardigheidsbekleder

Ik ben in aanvaring gekomen met mijn lijfarts.

Donderdag moest ik bij hem wezen voor mijn halfjaarlijkse nazicht. Aangezien hij bloed wenste af te tappen en ik me daarvoor in nuchtere toestand diende te bevinden, verwachtte hij me om halfacht in de morgen. Dat betrekkelijk vroege uur vormde voor mij geen probleem, want meestal ben ik dan al aan de wandel. Erger vond ik het dat ik mijn koffie moest ontberen. Ik heb jullie al herhaaldelijk medegedeeld dat dit voor mij een conditio sine qua non is: zolang ik geen koffie binnen heb, ben ik een knorrig mens en raak ik niet uit de startblokken.

Ik vertrok hier rond een uur of zeven en had er bijzonder slecht weer bij. De ontluikende dag hulde zich in regenflarden en worstelde met een humeurige bries. Ik paste mijn wandelroute enigszins aan, zodat ik twee minuten voor het afgesproken tijdstip bij hem aanbelde. Ik werd niet opengedaan. Daar stond ik dan, blootgesteld aan weer en wind … en ik stond daar ongeveer twintig minuten. Toen floepte opeens een lamp aan en verscheen mijn dokter in de deuropening.

─“Had je een spoedgeval misschien?” vroeg ik bij het binnentreden.
─“Ik zat nog te ontbijten”, verklapte hij.
─“Pardon?!” Mijn stem mat zich een gefroisseerd timbre aan en mijn hele lichaam hunkerde naar koffie. “Dan had je me toch minstens in de wachtkamer kunnen onderbrengen. Terwijl jij zat te ontbijten, stond ik in de gutsende regen … ”

Jullie weten hoe dat gaat: het ene woord bracht het andere mee, want ik voelde me ten zeerste tekortgedaan en hij kreeg zelfs geen excuusje over zijn lippen. Ik wond me omstandig op en toen hij even later mijn bloeddruk mat, rees die natuurlijk dusdanig de pan uit dat het hem zorgen baarde en hij me een pilletje wilde voorschrijven, waardoor ik opnieuw in discussie met hem trad, snerend dat juist hij die hoge bloeddruk bij me veroorzaakt had …

Hij nam wraak toen hij me bloed aftapte: de prik was veel pijnlijker dan ooit tevoren. Toen ik hem dat zei, lachte hij dat weg met de opmerking dat ik een krieper was en me wat aanstelde.

Ik ben vanmiddag naar hem toegeweest om het verdict van mijn bloedonderzoek te aanhoren. Alles blijkt in orde te zijn. Daarna stroopte ik mijn mouw omhoog en toonde hem mijn binnenarm. Die ziet namelijk bont en blauw. Ik merkte dat hij daar toch even van schrok.
─“En? Heeft deze krieper zich gisteren wat aangesteld?” vroeg ik fijntjes.
─“Misschien toch niet”, zei hij. “Dat is dan drieëntwintig euro.”

The Author