Zondagskind

Dat ne most in z’n and schiet’n, ’t woare ne koeke.

“Als hij in hand zou schijten, zou het een koek zijn”, zegt men van iemand die bijzonder veel geluk in het leven heeft.

Het was lang geleden dat ik die ietwat platte West-Vlaamse uitdrukking nog hoorde, maar vanmorgen nam een kennis van me die in de mond. De mazzelpik in kwestie was haar zoon: een wakkere knaap van een jaar of twaalf. Een maand of wat geleden heeft hij in een Brugse winkelstraat een bankbiljet van vijftig euro gevonden en gisteren kwam hij met een vreemd muntstuk thuis.
─”’t Is verzekers hoed”, zei ze en er gloorden eurotekens in haar ogen. “Kom e kiè bin, ‘k hoan’t e kiè toah’n.”
’t Is waarschijnlijk goud. Kom eens binnen, ik zal het eens tonen.

Wat ik handen kreeg, was een gouden Krugerrand, waarvan de waarde ongeveer 500 euro bedraagt.  Ja, die joengne eed harantie ne keunepoat in ziene zak. Die jongen heeft gegarandeerd een konijnenpoot in zijn zak. Ik heb in mijn hele leven nog nooit iets waardevols gevonden, maar wel al vaak wat verloren.

En als ik in mijn hand schijt, is en blijft dat een stront. Nu ja, dat denk ik toch, want ik voel me niet geroepen om deze uitdrukking aan de werkelijkheid te toetsen.

The Author