En allemaal zonder vangnet

Vanmorgen bij de bakker.
Ik heb broodjes gekocht. Nog voor ik de winkel kan verlaten, scheurt de papieren zak waarin die verpakt zijn. Ik probeer te redden wat er te redden valt, waarbij ik met mijn elleboog uithaal … en drie bokalen dure honing uit de Pyreneeën een dusdanige veeg geef, dat die zich van hun standplaats storten en met een doffe snik op de vloer te barsten smakken. Nu zal iedereen weleens wat omgooien, vermoed ik, maar bij mijn zijn dat steevast breekbare objecten, die dan ook nog gevuld zijn met een van de kleverigste substanties die er bestaan. Een kliederboel … met minder ben ik niet tevreden.

Vanmorgen in de supermarkt.
Het wiel van het door mij uitgekozen winkelwagentje piept als een oordeel, waardoor ik me allesbehalve onopgemerkt door de gangen en tussen de rekken beweeg. Men staart me aan met ietwat verwijtende blikken, alsof ze mij op het martelen van een kat betrappen. Aan het eind van de rit, als ik mijn karretje — tegenwoordig heet dat een caddie — tot de nok gevuld heb, geeft het luidruchtige wiel er helemaal de brui aan en breekt af. Patsboem. Er belanden wat artikelen op de grond en dat zijn vanzelfsprekend weer flessen en bokalen, want het moet vooral leuk blijven en, zoals ik hierboven al vermeldde, smurrie teweegbrengen. Tijdens het overladen steekt niemand me een helpende hand toe. In deze tijden dopt iedereen zijn eigen boontjes en is de klant geen koning meer.

Ik kan jullie verzekeren dat de plaatselijke middenstanders me niet graag zien komen en hun voorzorgen nemen als ik aan de kim opdaag. Ze weten immers wat ik in mijn mars heb. Zelfspot is een mooi ding, maar ik wil nu toch ook weer niet voortdurend aan de beurt zijn.

The Author