Zo wit dat het geen naam heeft

Toen ze binnentrad, stond ik met mijn armen vol gordijnen. Ze keek toe hoe ik de delicate weefsels behoedzaam in de wasmachine onderbracht.
─“Heb je bakpoeder?” vroeg ze.
─“In die kast daar”, wees ik.

Hoewel ze zonder de minste twijfel een zorgzame moeder en een liefhebbende echtgenote is, heeft ze wat moeite met het beheren van haar huishoudelijke voorraden. Er ontbreekt altijd iets. Dat kan een ordinaire ui of een simpel ei zijn, maar ook mijn tosti-ijzer, mijn broodoventje en zelfs mijn magnetron kennen inmiddels de weg naar haar woning.

Ze scheurde evenwel onmiddellijk het zakje open en strooide de inhoud ervan in het bakje bij het wasmiddel.
─“Wat flik je me nu?!” riep ik.
─“Ik zorg ervoor dat je gordijnen witter dan wit uit de machine zullen opduiken”, lachte ze.
─“Met bakpoeder?”
─“Met bakpoeder”, beaamde ze dat. “Je zult versteld staan van het resultaat.”

Ze had nog gelijk ook. Mijn gordijnen zijn oorverdovend wit. Ik kan het gewoon niet laten om er af en toe vervuld van tevredenheid naar te kijken. Daarnet werden ze door de zon beschenen. Het was alsof ik in het hooggebergte een verblindend witte gletsjer aanschouwde. Ik zal zowaar een zonnebril moeten opzetten.

The Author