Troonsafstand

Ik ben al een aantal jaren de onhandigste mens van het dorp, maar gisteren heb ik toch iemand ontmoet die me naar de kroon steekt, waardoor ik vermoedelijk binnen afzienbare tijd troonsafstand zal moeten doen. Het betreft een vrouw van middelbare leeftijd, die zich met alle middelen tegen de oprukkende ouderdom verzet. Ik heb er geen idee van of jullie zich daar iets bij kunnen voorstellen, maar dan verzinnen jullie maar wat. De mogelijkheden zijn legio en gissen is meestal leuker dan weten.

Een tweetal weken geleden maakte die dame per reclamefolder haar voornemen kenbaar, om in de hoofdstraat een nieuwe kruidenierszaak voor het publiek open te stellen. Ik vond het niet echt een lumineus idee, maar wie ben ik dat ik iemand van een levensdroom zou beroven? Ze nodigde iedereen uit naar de feestelijke opening met een drankje en een hapje. Ik schrijf dit cliché niet zonder weerzin neer, want ik vind het een draak en een misbaksel van een uitdrukking. Dat danig verschaalde drankje en dat platgetreden hapje … ik krijg er spontaan zure oprispingen van, zelfs zonder dat ik die in mijn voerklep gestouwd heb.

Ik liet de opening aan me voorbijgaan. Ik ben nooit een feestneus geweest en bovendien schenkt men bij zulke gelegenheden vaak het soort mousserende wijn, waar mijn delicate gestel bijzonder veel nadelen van ondervindt, alsof het nagisten ervan zich in mijn maag voltrekt. Vanmorgen fietste ik echter voorbij dat bedrijfje en omdat ik het hart op de juiste plaats draag, wipte ik even binnen om wat te kopen. Toen ik zes jaar geleden met mijn blog van start ging, zat ik ook reikhalzend naar een bezoeker uit te kijken, dus zal dat bij een beginnende middenstander wellicht niet anders zijn. Ik was de enige klant.

De dame verscheen en nog tijdens het uitspreken van haar welkomstwoord struikelde ze al over een krat. Ze dreigde te vallen en greep zich vast aan een nogal broos rekje, waaraan eerst nog zakjes snoep hingen en daarna opeens niet meer.
─“Ho ho!” riep ik. “Ik weet dat je blij bent me te zien, maar het mag gerust wat minder onstuimig hoor!”
Ze lachte, maar niet van harte. Ik bestelde een bokaaltje pittige mosterd en ze liet het vallen. Een sinaasappel buitelde vrolijk op de vloer en rolde naar een schier onbereikbaar hoekje. Met haar vinger boorde ze een gat in het papieren omhulsel van kristalsuiker …

Daarna begon ze een ingewikkeld kasregister te bedienen. Belletjes rinkelden, pieptoontjes weerklonken …
─“Dat is dan drieënzeventig euro”, zei ze.
─“Pardon?” hikte ik en ik wees naar de zeven artikelen die ik gekocht had. “Is dat niet wat veel voor zo weinig?”
─“Ik zal op een verkeerde toets gedrukt hebben”, bekende ze schuld.
Ze zat nog een minuutje of wat te tokkelen, tot alles hopeloos in het honderd liep en ze in arren moede met pen en papier de optelsom maakte. Het was zeventien euro en enkele centen. Ik gaf haar een biljet van twintig en ze gaf me terug op een van vijftig, maar we zijn eerlijk gebleven.

Alle begin is moeilijk. Dat weten we allemaal. Mijn abdicatie is voor binnenkort.

The Author