Apocalyptische slachtpartijen

De nachtvertoningen tijdens mijn slaap beginnen me danig te beknellen. De ongenode wezens die mijn dromen bevolken, zijn vaak echte griezels. Soms ben ik getuige van gorgonische taferelen. Dat benauwt flink. Bovendien ontpop ik me regelmatig tot een grotere schoft dan Attila de Hun ─ de Gesel Gods ─ die verstoken van elke moraal het absolute kwaad belichaamt.

Zo maakte ik onlangs een oud vrouwtje van kant. Ik meen het! Ik herinner me niet welk strobreed ze me in de weg legde, maar toch heb ik haar gewurgd. De beelden ervan staan ten eeuwigen dage op mijn netvlies gegrift en neem gerust van me aan dat het geen verheffend schouwspel is. Vervolgens verstopte ik het lijk achter een houtmijt, die zich in het echt op nog geen kilometer van mijn deur bevindt en waar ik dus regelmatig aan voorbijkom. Sinds die droom durf ik nog nauwelijks naar de opeengestapelde stammetjes te kijken en voel ik telkens hoe een koude klauw me in de nek grijpt.

Vannacht heb ik een terroristische aanslag gepleegd. Ik bracht een bezoek aan het Atomium ─ de Brusselse Eiffeltoren met ballen ─ en plantte daar een bom. Op veilige afstand sloeg ik de ontploffing ervan gade. Nou moe, dat was niet gering … maar toen rolde opeens een van die reusachtige bollen in sneltreinvaart mijn richting uit. Ik kon die niet ontwijken …

Nu ben ik dus dood. En wakker!

The Author