Parijs – Roubaix – beton

De televisie bracht een bezoek aan een Vlaamse kerel van stavast, Bart, die op het punt stond een jongensdroom te verwezenlijken. Hij had er zich maanden op voorbereid en zich ongeveer het ongans getraind, maar die dag zou het eindelijk gaan gebeuren. Hij was van plan om zich in de hel van het Noorden te wagen, om peddelend het hele traject van de wielerwedstrijd Parijs – Roubaix af te leggen, zijnde 206,5 kilometer asfalt en macadam, afgewisseld met 51,5 kilometer kasseiweg in alle gradaties van onberijdbaarheid.

Bart vertrok en de camera volgde hem op de voet … eh … het wiel. Aanvankelijk verliep alles naar wens en fietste hij monter door bedaarde landschappen. Hij vertoonde al wat tekenen van vermoeidheid toen hij de kasseistroken naderde en terwijl hij over de met losse hand uitgestrooide kinderkopjes dokkerde, raakte de pit er helemaal uit. Desalniettemin bereikte hij de velodroom van Roubaix. Voor hij die binnenreed, hield hij halt om een kort interview weg te geven en de kijkers te vertellen hoe trots hij wel was.

Loftrompetten schalden, bazuinen galmden, wierookvaten walmden en lauweren ruizelden neer toen Bart triomfantelijk op de wielerbaan verscheen. Nu heb ik nog nooit zo’n piste van dichtbij aanschouwd, maar zelfs in mijn hoedanigheid van leek zag ik meteen dat het fout zou gaan. Bart reed met een slakkengang helemaal naar de bovenkant van de eerste bocht …
─”Dat haal je niet, stommekloot!” riep ik naar mijn televisiescherm.
Mijn woorden waren nog niet koud of Bart Stommekloot kapseisde en schoof met zijn hele hebben en houden naar beneden over steil en meedogenloos beton.

Ik was een wijle machteloos van het lachen, maar raapte me net op tijd samen om Bart te voet en met zijn kaduke fiets aan de hand over de meet te zien strompelen, waarna hij een aantal huiveringwekkende schaafwonden aan de camera toonde. Tja, een kermis is een geseling waard.

The Author