Opgeruimd staat netjes

Het tafereel dat me vanmorgen te beurt viel, was vermoedelijk nooit vertoond en alleszins niet aan mij. Ik geloofde dan ook nauwelijks wat ik aanschouwde.

Het overkomt me bijna nooit, maar tijdens mijn wandeling naar het dorp voelde ik plots hevige aandrang. Ik verschool me achter een weelderig rankende heg en terwijl ik daar met veel omhaal de geit verzette, trad er een meisje tevoorschijn. Ze was absoluut niet schadelijk voor mijn ogen en ze bewoog als een moeraskat, maar de hond die ze aan de lijn meevoerde, maakte een nogal vervaarlijke indruk, zodat ik wijselijk verkoos geen toenadering te zoeken en me verborgen hield.

De aardstralen op die plek waren allicht in hoge mate bevorderlijk voor de darmtransit, want ook het dier hurkte neer om een bout uit te draaien. Het huppelkutje diepte ras een hemelsblauw poepzakje op en pikte er volgens de regels van de kunst de drol mee op. Daarna spiedde ze om zich heen, evenwel zonder me te ontdekken. In de veronderstelling dat de kust veilig was, liep ze naar de rand van het pad en deponeerde het zakje met inhoud in een brievenbus die daar stond, dewelke waarschijnlijk bij de hoeve hoorde, die aan de andere kant van de toegangsweg oprees.

Ik kuchte even en verliet mijn schuilplaats. Het meisje keek eerst als een uil in doodsnood en staarde me vervolgens aan alsof ik elk moment over haar heen kon kotsen. De hond blafte niet, maar toonde me wel een gemeen kakement.
─”Goeiemorgen!” begroette ik haar luchtig.
Ze mompelde iets in het onverstaanbaars. Ik besloot met geen woord over haar postbezorging te reppen. Tenslotte had ik ook schaamteloos de natuur als openbaar toilet gebruikt.

De boer zal blij zijn met zijn pakketje. Ik wou dat ik een vlieg was. Een strontvlieg desnoods.

The Author