Walmen

Hoewel ik nog steeds tot de mannelijke kunne behoor en dus geen last heb van maandstonden die mijn humeur bederven, ben ik al een paar dagen in een recalcitrante stemming. Het overkomt me wel vaker. Zij die me kennen, laten me in voorkomend geval gewoon wat walmen, tot het vanzelf overgaat en ik opnieuw zo blij ben als een varken in de stront … eh … de modder.

Walmen … Aan dat werkwoord heb ik een aparte betekenis toegekend, die jullie niet in verklarende woordenboeken zullen aantreffen. Als ik me knorrig in mezelf terugtrek en nauwelijks aanspreekbaar ben, dan zit ik te walmen. Nu heeft een fijne teen ─ die gekipt en gebroed is met de psychologie en derhalve de streepjescode van mensen kan lezen ─ me recht voor m’n raap gezegd dat oppotten niet goed voor me is. Ik zou een uitlaatklep nodig hebben om mijn ergernissen te spuien, om de dingen die me ellenlang de strot uithangen of waar ik een kunstkop van krijg te lauwen.

Daarom richt ik me hier en nu tot de ingeblikte moeraskikker, de slijmerige kwallenbak die vanmorgen, toen ik me op gladde plavuizen probeerde staande te houden, met een rotvaart langs me heen scheurde en zich waarschijnlijk expres doorheen het langs de stoeprand opgestapelde mengsel van zout en smeltende sneeuw boorde, waardoor ik al die opspattende smurrie over me heen kreeg. Ik zou hete koffie in je schoot gieten als ik dacht daarmee iets te raken! Ik pluk je de ogen uit de kop, zodat je kunt kijken hoe ik je in mekaar ram! Ik geef je zo’n hengst dat je kleren uit de mode zijn als je bijkomt! Ik ruk je knieschijven af om er hockey mee te spelen!

Zo! Hèhè, dat lucht inderdaad op. Jullie hoeven absoluut niet zwaar aan deze filippica te tillen. Ik doe het enkel omdat het bevorderlijk is voor mijn geestelijke gezondheid. Ik moet van de dokter.

The Author