Kreunende pennen op weeklagend papier

We bevinden ons op de rand van het barre jaargetijde, meer bepaald in de donkere dagen voor Kerstmis en dus krijgen we vanavond de eenentwintigste editie van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal op ons bord. Het gewrocht ─ woorden die soms heel verwonderd zijn elkaar tegen te komen, gelardeerd met lukraak opeengestapelde instinkers in potige, moeizaam samengeflanste zinnen, die men bezwaarlijk lenig proza kan noemen ─ is dit jaar ontsproten aan het vermoedelijk gisse brein van auteur, essayist en columnist Tommy Wieringa. De enigszins gefossiliseerde Philip Freriks en de onvolprezen Martine Tanghe zullen het ongetwijfeld laborieuze hersenspinsel aan ons opdienen.

Straks zal ik me dus met pen en papier voor het ruitje vestigen en mijn stinkende best doen om het dictee tot een goed eind te brengen. Als ik daarin slaag en weinig fouten maak, zal ik dat morgen van de daken schreeuwen. In het andere geval zal ik er wellicht het zwijgen toe doen, of me desnoods beroepen op de schabouwelijke uitspraak van voorlezer Philip Freriks, want die heeft niet alleen een stem waarmee men daken kan ontmossen, maar bovendien verbastert hij ons mooie Nederlands steevast tot het grammelot van de commedia dell’arte. Martine Tanghe daarentegen … ha, bij haar geuren de woorden uit haar mond.

The Author