Categorie: Angulus ridet

De (kerst)boom in!

Ik heb dit jaar voor de eerste keer van een white christmas gedreamd. Dat gebeurde op de kerstmarkt in Brugge, waar ik eigenlijk niks verloren had, want de opsmukrage waarmee het feestgedruis van de jaarwisseling veelal gepaard gaat, vermag me niet te bezielen. Ik ben namelijk tegendraads: het gaat aan me voorbij en het raakt me niet. Ook met glühwein kun je mij niet vermurwen. Ik lust dat brouwsel niet en krijg er bovendien koppijn van. En niet te min! In Brugge kan men zich ook op een schaatsring(etje) vermeien, of per reuzenrad ten hemel stijgen, maar aangezien ik er nog steeds niet in geslaagd ben om op schaatsen overeind te blijven en last heb van hoogtevrees …

Ondertussen zitten jullie zich ongetwijfeld af te vragen waarom ik dan in vredesnaam ─ vrede op aarde aan alle mensen van goede wil ─ de schreden naar zo’n buitengebeuren richt. Wel, ik heb een vriendin en die is zo dol op kerstmarkten dat ze zich zelfs naar buitenlanden begeeft om in dergelijke samenscholingen verwikkeld te raken. Omdat ze niet over een rijbewijs en een eigen transportmiddel kan beschikken, was ze vastbesloten om, niettegenstaande een bijzonder ongelukkige dienstregeling, met het openbaar vervoer naar Brugge te reizen. In mijn hoedanigheid van vriend en barmhartige samaritaan … nu ja, jullie begrijpen het wel.     

Als ik ’s avonds door het dorp kuier, merk ik dat er al kerstbomen en andere frivole tooisels in huiskamers verschijnen. Daar kun je niet naast kijken, want de bewoners van versierde vertrekken, die zich normaliter bij het invallen van de duisternis aan het oog plegen te onttrekken, laten nu pas diep in de nacht de rolluiken neer, teneinde passanten de kans te geven om hun groothandel in snuisterijen te aanschouwen.

Zelf doe ik niet mee aan die opsierderij. Als jullie tijdens de feestdagen voorbij mijn woning komen, hoeven jullie dus niet bij me binnen te spieden, want er is te mijnent ─ hier komt ie! ─ geen bal te zien.

Bermtoerisme

Op de foto’s hieronder komt het weliswaar niet tot zijn recht ─ ik ben maar een amateuristische portrettentrekker die zich bovendien met een uiterst eenvoudig kodakje behelpt ─ maar volgens mij moet dit een van de fraaiste wegbermen van West-Vlaanderen zijn: groen doorschoten met een bonte mix van tientallen orgiastisch opengebarsten bloemsoorten over een afstand van ruim vijf kilometer.

En dat allemaal op strompelafstand van mijn woning. Ikke blij natuurlijk!

wegberm

Oud ijzer?

paviljoen

Het vermaledijde paviljoen van de gerenommeerde Japanse architect Toyo Ito, dat al elf jaar de Burg in Brugge ontsiert en door de volksmond de weinig lovende bijnaam ‘carwash van de gouverneur’ toebedeeld kreeg, zal eindelijk verdwijnen. Met de woorden vermaledijd en ontsieren geef ik lucht aan mijn persoonlijke beoordeling van het gewrocht, al weet ik heel goed dat velen dezelfde mening toegedaan zijn.

Ik heb slechts weinig mensen ontmoet die het een mooi kunstwerk vonden en nog minder die zich met de standplaats ervan konden verenigen. De Burg is een prachtig plein dat gedomineerd wordt door een aantal van de fraaiste gebouwen die ooit door mensenhand zijn opgetrokken. Het moderne en strakke paviljoen beschouwden velen, ikzelf incluis, als een vloek in de kerk, vooral ook omdat het zich al geruime tijd in een danig verwaarloosde toestand bevond. In een andere omgeving zou het optrekje, dat ik op zich hoegenaamd niet als een misbaksel beschouwde, wellicht veel beter tot zijn recht gekomen zijn.

Ondertussen is men bezig het bouwseltje af te breken en weg te halen. Zodoende herstelt men de plek waar Brugge ontstaan is in zijn oude glorie. Prijs de hemelen! 

Praatjesmaker

Ik stel met genoegen vast dat er zich in de door de natuur gekoloniseerde omgeving van mijn woning tal van diersoorten ophouden en niet in het minst vogels van diverse pluimage, want net als Guido Gezelle hoor ik zo geern de vogeltjes schuifelen.

Nu hebben er zich echter een stelletje Turkse tortels in mijn tuin gevestigd en het mannetje daarvan vindt het nodig om van ’s morgens heel vroeg, als het daghet in den oosten, tot het invallen van de duisternis, als men aan de kust de zon in de zee ziet zakken, te zitten ouwehoeren op mijn dak: oehoe-hoe oehoe-hoe. Die gozer weet echt niet van ophouden en soms krijg ik er dusdanig de riebels van, dat ik in arren moede alle ramen dichtgooi, maar zelfs dan …
─”Hou nu toch eindelijk eens je kop!” roep ik soms.

Het is dat ik er prat op ga dat ik een dierenvriend ben, maar er zijn grenzen. Waar is mijn schietepoef?

Het sprookjesbos

peuterDe peuter zat vooraan op de fiets van de man die waarschijnlijk zijn opa was. Ze naderden de rand van het bos.
“En nu moet je goed kijken!” hoorde ik hem zeggen. “En naar de vogeltjes luisteren!”
Het kind zette gelijk stuitergrote ogen op en keek om zich heen als een stokstaartje. Toen ze het donkere bos inreden, hoorde ik hem een kreetje slaken. Het was een geluid dat enkel door verrukking kon ontstaan. Pure verrukking.

En zie, ook mijn hart zong op van vreugde.

Bekijk de wereld met de ogen van een kind en je zult zien hoe mooi die is.

Dovemansoren

Het bospad dat langs mijn woning koerst, is eigenlijk een privaat weggetje. Dat staat ook in lapidaire letters vermeld op een bord bij de oorsprong ervan. Desalniettemin passeren hier dagelijks tientallen wandelaars, joggers, bezadigde fietsers en driestere mountainbikers, ja zelfs ridders … eh … ruiters. Ik heb daar nooit bezwaar tegen gehad, maar nu begin ik me toch omstandig op te winden over een nevenverschijnsel ervan, met name over hetgeen sommigen hier menen te mogen achterlaten: plastic tassen, petflessen, drankkartons, blikjes, papierflarden, snoepverpakkingen, voedselresten, zakdoeken, ondergoed, hondendrollen, paardenkeutels …

opruimenTwee weken geleden heb ik met grote tegenzin anderhalve vuilniszak met overtolligheden bijeengeraapt, maar ik vecht blijkbaar tegen de bierkaai, want gisteren kon ik al opnieuw een zak vullen en dan moet het recreatieseizoen eigenlijk nog beginnen. Het weze mij toegestaan om daar beleefd van te balen. Als het zo doorgaat, zal ik op mijn strepen staan en niet langer veroorloven dat men het pad gebruikt. Ik voel me daar onbehaaglijk bij, want de goeden bekopen het weer met de slechten, maar ik ben heus niet van plan om de hele zomer andermans troep op te ruimen.

Ik ben een tamelijk rekkelijk type en ik laat heel lang over me lopen, maar op een dag is het uit.

Watersnoodje

De mysterieus om zich heen woekerende natuur die me omringt, is meestal een verzachtende omstandigheid, maar vandaag is dat niet het geval. Het is immers echt lamlendig weer en de beek achter mijn woning, die normaliter onverdroten pleegt voort te huppelen langs met mos begroeide stenen en zodoende een in hoge mate romantisch kabbelen teweegbrengt, is vannacht buiten haar oevers getreden. Het wassende water bedreigt inmiddels mijn tuinhuis. Wellicht zullen zieltogende herfstblaren een verstopping veroorzaakt hebben, want er zijn in deze streek geen dieren gesignaleerd die zich met het opwerpen van dammen onledig houden, zoals bijvoorbeeld bevers.

laarzenIk moet dus het huis uit, om de prut en de drab te trotseren, wat ik niet eens erg zou vinden, ware het niet dat ik ook rubberen laarzen zal moeten aantrekken. Er bestaan geen woorden die kunnen beschrijven wat voor een hekel ik aan dergelijk schoeisel heb. Slobber flotsj slobber flotsj.

Ik zit me trouwens af te vragen wat de uitdrukking ‘buiten de oevers treden’ eigenlijk bij overstromingen komt doen. Als ik het zo bekijk, komt daar bitter weinig treden bij te pas. Water heeft namelijk geen voeten, maar dat wisten jullie ongetwijfeld al. Allez, ik ben weg … slobber flotsj slobber flotsj …  

Nestwarmte

haardvuurIk kreeg bezoek van mensen die ik best wel graag mag en daarom had ik zowel voor lafenis en versnaperingen als voor gezelligheid gezorgd: romantische tiffanylampen, flakkerende kaarsen, een doorleefd wijntje, noten en kastanjes, bonkjes kaas, paté, peren … Ik speelde zelfs even met de gedachte om het haardvuur aan te leggen. Mijn woonkamer is wel degelijk voorzien van een ouderwetse stookruimte, waarin men een os kan onderbrengen om die te braden als men dat al zou willen, wat bij mij nooit het geval is. Het bijslepen van stronken en blokken is echter een karwei dat me lang niet altijd kan bezielen, om van het schoonmaken achteraf nog te zwijgen, dus besloot ik om die klus uit het verhaal van de avond te schrappen.

We hadden ons nog maar net in vleesetende fauteuils geschurkt, of de vrouwelijke helft van het gezelschap gaf te kennen hoe jammer ze het vond dat we ons niet bij het haardvuur konden verschansen.
─”Het leek me niet koud genoeg”, deed ik de waarheid een beetje geweld aan.
Ze was het natuurlijk niet met me eens en ze kreeg vanzelfsprekend ruggensteun van haar geliefde, dus schikte ik me naar hun wens.

Nu heb ik echter een vraag: waarom volstaan twee dozen lucifers en een complete krant niet om een haardvuur aan te steken, als je bosbranden kunt starten door één lucifer of één peuk weg te gooien?

Wie het weet, mag het me vertellen.

Kom dat tegen!

Wie mijn woning wil bereiken, dient gebruikt te maken van een vrij smal en onverhard bospad, dat zich ’s nachts bovendien in een Egyptische duisternis hult. Het is niet echt een hachelijke onderneming, al moet je vooral bij kliederig weer niet te voortvarend handelen en enige stuurvaardigheid aan de dag leggen, om niet uit te glijden en in de belendende percelen terecht te komen, waar stugge stammen in slagorde opgesteld staan.

Ik had gisteravond een vriend op bezoek en toen hij iets na middernacht naar huis terugkeerde, is hij op dat pad aan het slippen gegaan en kledder tegen een boom geknald. Nu ja … geknald … laten we het geschoven noemen, want men kan dat weggetje bezwaarlijk een formule 1-circuit noemen. Hij beweerde bij hoog en laag dat hij op de rem ging staan, omdat er plotsklaps een enorm everzwijn ─ met zijn handen toonde hij het formaat van een volwassen bizon ─ in het licht van zijn koplampen tevoorschijn sprong. Ik geloofde hem onvoorwaardelijk, want hij is allesbehalve een fantast en hij gebruikt nooit alcohol of andere verdovende substanties.

Enkele jaren geleden wemelde het hier van de everzwijnen ─ ik overdrijf, en niet zo’n klein beetje! ─ maar volgens het zeggen van stoere jagers hadden ze die uitgemoord. Tja, stoere jagers zijn aan hun eerste leugen niet gebarsten, voor hun tweede niet opgehangen en in hun derde niet gestikt.

Ik kan voortaan dus maar beter op mijn hoede zijn als ik buitenkom.

ever