Tag: zelfspot

Kokeren

Als ik vroeger tijdens het fietsen aandrang voelde om te snuiten, hetgeen bij frisse temperaturen om de haverklap het geval was, placht ik zo goed en zo kwaad als het ging een zakdoek op te duikelen en daarin mijn ‘gevoeg’ te doen. Sinds een paar weken ben ik echter overgeschakeld op professioneel snuitgedrag, zoals wielrenners en ervaren fietsers dat uitvoeren. Het is louter een kwestie van vaardigheid en van mikken. Eerst moet je diep ademhalen, vervolgens het hoofd zijwaarts draaien en buiten de aslijn van je lichaam brengen, om je dan met een korte en stevige ademstoot via de neus van de overtolligheid te bevrijden, door die richting berm of asfalt af te vuren.

Gisteravond zat ik op de bank en ik was zo geconcentreerd met mijn iPad bezig ─ ik probeerde het waarlijk ingenieuze spel Monument Valley tot een goed einde te brengen ─ dat ik compleet vergat waar ik me bevond en snoot alsof ik aan het fietsen was, zodat mijn kwakje op het vloerkleed belandde …

Ik ben tot veel in staat als ik op stoot ben.

Ik droomde dat ik sliep

Ik werd wakker en kwam vrijwel meteen tot de akelige ontdekking dat er zich iets of iemand, mens of dier, in de duisternis van mijn slaapvertrek ophield.

Ik verlamde letterlijk van schrik. Ik slaagde er maar niet in om een vin te verroeren, wat ik ook probeerde. Ik was weerloos en compleet overgeleverd aan de grillen van de indringer. Paniek maakte zich van me meester. Boven me hoorde ik de ademhaling van mijn belager en met een laatste krachtsinspanning …

Toen ontwaakte ik in het echt. Ik lag naast mijn bed op de vloer, waarop ik met een onzachte bons terechtgekomen was. Had ik me nog flink bezeerd ook. Ik mag me gelukkig prijzen dat ik me ’s nachts in een vrij laag ledikant terugtrek en niet op zo’n moderne boxspring vertoef, want die zijn aanzienlijk hoger en als je daar onverhoeds van neerdaalt, is het risico op lichamelijk letsel veel groter.

Waar de meeuwen schreeuwen

Ik ga als dierenvriend in hart en nieren door het leven, al begin ik nu toch stilaan een hekel aan meeuwen te krijgen. Het zijn fraaie vogels, daar niet van, maar tot mijn grote ergernis vergrijpen ze zich telkens weer aan mijn vuilniszakken en hun gekrijs ─ kliauwen heet dat in het jargon ─ dringt door merg en been en is vermoedelijk schadelijk voor mijn trommelvliezen.  

Ooit heb ik een Franse perifrase aangaande meeuwen gelezen die me toentertijd kennelijk wel beviel, want ik heb er nota van genomen en kan die derhalve aan jullie opdissen, al vind ik nergens terug wie er de auteur van is:

Les mouettes sont des prophètes déguisés en oiseaux avec une allure angélique et une voix semblable à du gravier que l’on sort d’une tombe.

Meeuwen zijn als vogels vermomde profeten met een engelachtige allure en een stem die klinkt als grint dat men uit een graf opdelft.

Het heeft nog steeds iets, vind ik, al lijkt het opdelven van kiezels uit een graf me tegenwoordig enigszins vergezocht en toch zeker geen bezigheid die een gewone sterveling pleegt te verrichten of te beluisteren.

Sinds vanmorgen hebben meeuwen het compleet bij me verkorven. Ik wandelde naar het dorp toen boven me een klucht van die luidruchtige vogels  verscheen.
“Oed hiedre e kiè ollemolle juldre baheule!” riep ik in mijn platste West-Vlaams, wat men in het algemener Nederlands van De Fabeltjeskrant kan vertalen als: “Snaveltjes dicht!”
Ze sloegen geen acht op mijn woorden en bleven hun snavels roeren. Meer zelfs: een van die druktemakers voelde zich geroepen om in volle vlucht zijn gevoeg te doen en hetgeen hij uit zijn engelachtige lijfje perste, belandde met een pletsend geluidje op mijn schouder. Ik vloekte een aantal duivels uit de hel, spuwde in mijn zakdoek, wreef, poetste, boende geconcentreerd … en liep zodoende kledder tegen een verkeersbord aan, dat men neergepoot had als waarschuwing voor een put die men daar recentelijk gegraven had.

Dientengevolge ben ik vandaag alleen met een afstandsbediening te benaderen. Schijtende vogels en botsingen met obstakels horen thuis in filmpjes die men ter jolijt des mensen op internet aanbiedt, niet in het echte leven en zeker niet in mijn handel en wandel. Ik mag me nog gelukkig prijzen dat ik niet in die put gekukeld ben, want dan had ik misschien in het echt het geluid gehoord van grint dat men uit een graf opdelft. Ik moet er niet aan denken.  

Bel me niet meer!

BelmenietIk stelde vast dat ik in toenemende mate en bovendien op de ongelegenste tijdstippen lastig gevallen werd door allerhande bedrijven, die me telefonisch geld probeerden af te tappen, door me tot een aankoop of het nemen van een abonnement te verleiden.
“Dat moet nu maar eens gedaan zijn!” mopperde ik geërgerd en ik begaf me met rasse, want spinnige vingertred op internet, meer bepaald naar de website waar men zich op de zogeheten bel-me-niet-meer-lijst kan inschrijven. Als je dat doet, zorgt men ervoor dat je geen ongewenste reclame meer ontvangt via de telefoon. Ik besloot geen halve maatregelen te nemen en liet meteen zowel mijn vast als mijn mobiel nummer taboe verklaren voor commerciële doeleinden.

De daaropvolgende dag was ik net aangeschikt om mijn favoriete kostje ─ beulingen met appeltrut ─ in mijn voerklep te stouwen toen mijn mobieltje van zich liet horen.
“Doe me een lol! Ik zit te eten!” foeterde ik verongelijkt, maar desalniettemin bracht ik het contact tot stand.
Iemand probeerde een krant aan me te slijten.

De daaropvolgende dag was ik bezig mijn frituurpan te verschonen ─ een karwei dat allerminst bevorderlijk is voor mijn humeur ─ toen mijn vaste telefoon om aandacht bedelde.
Iemand stelde alles in het werk om me van energieleverancier te doen veranderen.

Ten zeerste verontwaardigd spoedde ik me opnieuw naar de website van ‘bel me niet meer’.
Het verzet moet worden nageleefd zodra je bent ingeschreven, las ik daar.
“Krijg de donkerbruine touwtering!” riep ik en terwijl ik mijn stekels opzette, klikte ik me door naar hun contactpagina, teneinde daar in een e-mail venijn te sproeien als een opgefokte cobra.

Onderweg stuitte ik echter op de rubriek Veelgestelde Vragen.
Een van die vragen was: Hoeveel tijd zit er tussen mijn inschrijving en het moment waarop ik geen reclame meer ontvang?
Het antwoord luidde: De inschrijving van je telefoonnummer gebeurt binnen de 5 werkdagen.

Ik heb ze geen mail gestuurd. Nu maandag is het de vijfde werkdag. 

Het placeren van een dansje

ramboIk heb het genoegen om gedurende anderhalve week een jong Argentijns stel te huisvesten en te entertainen, zoals vermaken in verfoeilijk Nederlands heet.

Zondagmorgen tilde de zomer een prachtige dageraad uit een frivole nacht en we begaven ons per benenwagen op weg naar het autoloze Brugge. Dat lijkt op het eerste gezicht een fikse wandeling, maar dat is het eigenlijk niet, want ik woon op een boogscheut van deze fraaie stad, zij het een boogscheut van een zeer gedegen schutter, zoals bijvoorbeeld Willem Tell of John Rambo. We waren lang niet de enigen die Brugge met een bezoek vereerden.

Op de Burg beleefden we al meteen een kippenvelmoment, want daar gaf de vijftigkoppige British Military Band ─ gewis een kapel uit een hogere prijscategorie ─ een buitengewoon stemmig muziekstuk ten beste, waaraan ook enkele doedelzakken deelnamen. Normaliter verdraag ik slecht het spotzieke gejengel van dat instrument, maar wat ik daar hoorde, was werkelijk uit de kunst en we werden er met zijn allen helemaal stil van.

Op de Markt greep er een Zumba Workout plaats. Een grote groep danslustigen had zich verzameld onder een podium, waarvandaan sportgoeroe Steve Boedt instructies de wereld instuurde en zelf het goede voorbeeld gaf. Sommigen gedroegen zich alsof ze in koeienflatsen trapten, anderen waren bezig panisch kakkerlakken onder hun voetzool te vermorzelen en nog anderen moesten nodig, maar alle wc’s waren blijkbaar bezet. Ik pleeg nooit aan dergelijke esbattementen deel te nemen, want me belachelijk maken is wel het laatste wat ik wens, maar als ik in gezelschap ben en indruk wil maken durf ik me weleens laten meeslepen. Ik danste als een spin op een hete kookplaat en ik mag van harte hopen dat internet me eerlang niet met deze wanprestatie zal confronteren, want ik wil de mensen niet te eten geven die zich daar met filmen en fotograferen onledig hielden. YouTube is nooit veraf.

Niet veel later kwamen we op het Simon Stevinplein, waar de authentieke Argentijnse tango ─ die in niets te vergelijken is met hetgeen men er hier van terechtbrengt ─ hoogtij vierde. In onze hoedanigheid van twee volle en een halve Argentijn was dat natuurlijk spekje naar ons bekje. We deden hop met de beentjes en we hebben ze daar een poepje laten ruiken.

Over ruiken gesproken … Als er een verleiding is waaraan ik niet kan weerstaan, dan zijn dat de eigenwijs lekkere, weergaloze wafels van een kraam. Die bedwelmende geur alleen al! Ik heb er twee achter de knopen gestoken en ik moest me werkelijk inhouden of ik verorberde er drie, maar dat mag niet van de dokter.

Pistekieten

Hoewel ik jaarlijks ongeveer tienduizend kilometer – ja, jullie lezen het goed – met mijn Harley Trapson afhaspel, durf ik mezelf allerminst de allure van sportief fietser aanmeten. Ik verplaats me trouwens met een heel gewone fiets, die voorzien is van een computertje, een gps, slechts vijf versnellingen en twee ruime fietstassen, waarin ik zowat mijn hele hebben en houden onderbreng.

Omdat ik in hoge mate van de mij omringende natuur wil genieten, laat ik me niet haasten en slof ik met een gezapige vaart doorheen de landschappen die ik op mijn weg ontmoet. Het zal dan ook niemand verbazen dat ik regelmatig ingehaald word door dames en heren die wel sportieve ambities koesteren. Daarbij valt het me op ─ het zal wel geen inbeelding van me zijn ─ dat steeds meer mannen toegerust zijn met massieve, ja zelfs mastodontische kuiten.

Laatst maakte ik een fietstocht in het gezelschap van mijn zeer gewaardeerde vriend, Reinhold, die van nature met een plastische babbel gesierd is en soms zelfs gespierde kazernetaal in de aanbieding heeft.
─”Wat hebben veel mannen tegenwoordig echte ballonkuiten”, liet ik me ontvallen.
─”Ja, ze hebben ferme stampers onder hun zeikbak”, monkelde Reinhold.
Ik moest daar zo om lachen dat ik bijna in een sloot kukelde.
─”Je hoort me niet beweren dat die van mij er als ranke cipressen uitzien,” opperde ik, “maar het scheelt toch niet veel.”
─”Ranke cipressen!” riep mijn gezel. “Jij hebt pistekieten!”

Pistekieten. Ik blijf het een heerlijk West-Vlaams woord vinden en eigenlijk ben ik best tevreden met mijn pistekieten.

Waarschuwing: als je nu door bossen wandelt of fietst, krijg je gegarandeerd eikels op je kop, behalve als het naaldbossen zijn.

Tafelmanieren

Als ik soep eet, wat ik vrij zelden doe, pleeg ik de lepel altijd in de lengterichting en dus met de punt voorwaarts naar mijn mond te brengen. Het valt mij echter op dat de tafelgasten in films en feuilletons, die zich in chique huishoudens afspelen, de lepel dwars voor de lippen brengen. Ik heb dus even een uit 1940 daterend boekje met etiquetteregels geraadpleegd – Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp–Ten Have – en lees daar op bladzijde 251:

Men eet van den zijkant van den lepel en niet van de punt, daar de eerstgenoemde houding iemand in staat stelt de ellebogen zooveel mogelijk aan het lichaam gesloten te houden, hetgeen bij een goede tafelhouding behoort.

Andere bronnen die ik via internet ontdekte, verkondigden eveneens die stelling.

Toen ik gisteren aan een feesttafel diende aan te schikken, wilde ik natuurlijk laten blijken dat ik wist hoe het hoorde. Wel, ik kan jullie verzekeren dat tomatensoep buitengewoon hardnekkige vlekken maakt.

Die etiquetteregels kunnen me gestolen worden!