Tag: studeren

Van toeschouwer tot kenner

Ik heb altijd binnenpretjes als Björn Soenens ─ hoofdredacteur van Het Journaal ─ met zijn getourmenteerde gezicht en een latemiddagbaard op het ruitje verschijnt en men hem aankondigt als Amerikawatcher. Amerikawatcher? Is dat niet een vrij algemene hoedanigheid? Zoals de meesten van ons watch ik het reilen en zeilen van Amerika, maar ik voel me absoluut niet geroepen om me daarom met de titel Amerikawatcher te tooien.

Verleden week kwam hij de kijkers van Het Journaal verbluffen met zijn visie op het politiegeweld en de daarmee gepaard gaande protesten in de Verenigde Staten. Hij probeerde ons te overtroeven met inzichten en analyses, niet gehinderd door veelgelaagde onverstaanbaarheid, die je voor geleerdheid kunt houden als je snel onder de indruk bent van blaaskakerij. De ankervrouw van dienst ─ Martine Tanghe ─ introduceerde hem als Amerikakenner. De heer Soenens heeft blijkbaar promotie gemaakt. Van eenvoudige watcher is hij opgeklommen tot de status van kenner.   

Het lijkt me wel wat. Ik zie een toekomst als Amerikakenner eigenlijk wel zitten. Kan iemand me misschien vertellen in welke school ik moet wezen om dat diploma te verwerven?

Leedvermaak

Schadenfreude ist die schönste Freude, denn sie kommt von Herzen.*

Ik heb hem teruggezien: het asociale stuk chagrijn dat mijn jongensjaren versjteerde en dat ik vanuit mijn tenen haatte.

Ik ben allerminst een hoogvlieger op het gebied van wiskunde en aanverwante vakken, zoals bijvoorbeeld chemie. Ik kan weliswaar de hele periodieke tabel van Mendelejev uit het hoofd opdreunen ─ mijn reet articuleert niet zo lekker ─ maar als ik wat met die elementen moet aanvangen, gaat het steevast grondig fout. Toen ik tijdens mijn schoolopleiding de derde keer een scheikundelokaal betrad, veroorzaakte ik al een bedeesd ontploffinkje, waarna men me met aandrang verzocht om vooral niets meer aan te raken.

Wat wiskunde betreft, kan ik behoorlijk overweg met de vier hoofdbewerkingen. Bovendien beschik ik over een japannertje, dat gretig dergelijke klusjes voor me klaart, al is dat in mijn geval vermoedelijk een verenigdstatertje, want het ding heet Texas Instruments. Zodra er echter algebra of driehoeksmeting aan te pas komt, raak ik compleet het noorden kwijt. Hoe en waarom die tweetjes en drietjes van de hak op de tak springen, is me nu nog steeds een raadsel.

Als ik iets niet begrijp, kan het licht gebeuren dat mijn aandacht verslapt en als mijn aandacht verslapt, ligt verstrooidheid om de hoek. Het was tijdens zo’n verstrooide bui dat een leraar me ongemerkt — hij bevond zich namelijk achter mijn rug — besloop en me een formidabe draai om de oren gaf, die ik totaal onvoorbereid in ontvangst nam. Ik schrok me tureluurs en het zit me blijkbaar nog steeds hoog, want …

… ik heb die dinosaurusdrol teruggezien en constateerde vergenoegd dat hij buitengewoon lelijk oud geworden is.

*Leedvermaak is het mooiste vermaak, want het komt uit het hart.

Op stoot

Ik sta weer midden in de matses.

Het is immers examentijd en zoals ieder jaar ontdekken studerende jongelui nu plots dat ze worstelen met een eigenheid van het Nederlands, of een andere taal. Aangezien ik in de contreien waar ik hoofdkwartier houd enige bekendheid verworven heb omdat ik over een vrij uitzonderlijke talenknobbel beschik, doet menigeen een beroep op me om hun tekortschietende kennis wat bij te spijkeren. Dat gaat natuurlijk ten koste van de tijd die ik normaliter aan andere bezigheden besteed, zoals bijvoorbeeld bloggen.

Als ik hier wat onregelmatiger dan gewoonlijk verschijn, is dat dus van tijdelijke aard.

Of zoals de Afrikaanders zeggen: Alles sal regkom as elkeen sy plig doen.

Curiosum

Op school kregen we allemaal Nederlandse spraakkunst opgelepeld. Of we daar al dan niet belangstelling voor aan den dag legden en of we er iets van onthouden hebben, laten we hier in het midden. Indien dat niet het geval zou zijn, wil ik toch even jullie geheugen opfrissen, zodat jullie begrijpen wat ik hierna uit de doeken zal doen.

Ik wil het namelijk over de trappen van vergelijking hebben. Dat zijn er drie: de positief, de comparatief en de aperitief … eh … de superlatief. Neem het me niet kwalijk dat mijn gedachten, die nog in pyjama rondhuppelen, bij iets anders verwijlden. Men heeft voor die trappen ook Nederlandse benamingen bedacht: de stellende, de vergrotende en de overtreffende trap. Om het helemaal duidelijk te maken haal ik er fluks een bijvoeglijk naamwoord bij: mooi. Mooi is de stellende trap, mooier is de vergrotende trap en mooist is de overtreffende trap. Het zal jullie ongetwijfeld duidelijk zijn dat de door het bijvoeglijke naamwoord aangeduide eigenschap toeneemt naarmate we een trap hoger klimmen. Groot, groter, grootst. Zacht, zachter, zachtst. Lelijk, lelijker, lelijkst … en zo kunnen we nog uren doorgaan, maar het lijkt me niet raadzaam om dat te doen.

En toch stuitte ik vanmorgen op een uitzondering, die deze regel niet bevestigt. Een oudere heer is namelijk meestal minder oud dan een oude heer. Ik vermoed dat men nog geen naam bedacht heeft voor dit toch wel merkwaardige fenomeen en daarom wil ik graag patent nemen op ‘averechtse trap’.

Ja, met mij gaat het best, al ben ik eigenlijk nog niet beter en goed zal het wel nooit meer worden.

Ons lenige Nederlands

Ik sta regelmatig voor de klas en probeer mensen die zich vooralsnog met tarzannederlands behelpen wat speelruimte in onze taal te geven. Het zal een week of wat geleden zijn dat ik ze als huistaak de opdracht gaf om een kort opstel over een leuk uitje te schrijven. Nauwelijks had ik die woorden uitgesproken of ik hoorde hoe iemand zich mopperend afvroeg wat er in vredesnaam leuk kon zijn aan een ui. Ik probeerde uit te leggen dat een uitje ook iets anders dan een bolgewas kon zijn, maar omdat er een Babylonische spraakverwarring dreigde te ontstaan heb ik toen maar de titel veranderd en gevraagd om wat over een leuk uitstapje te schrijven.

In een nog recenter verleden stond ik voor dezelfde klas. Septemberregens schreiden op de stad en de wind smeet het water zo doeltreffend tegen de ramen dat het kletterde. Iedereen beklaagde zich over het kladderige weer van dit tochtgat bij de Noordzee en ik probeerde de gemoederen te sussen.
─”Straks breekt de zon door”, zei ik.
─”Lieve deugd!” kreunde iemand. “Wordt het dan nog erger?”

El día e

Celebramos hoy sábado el día e: la fiesta de todos los que hablamos español, ya seamos nativos o estudiantes de español como segunda lengua.

Vandaag, zaterdag, vieren we el día e (de dag e): het feest van allen die zich van de Spaanse taal bedienen, als moedertaalspreker, of tijdens het aanleren van het Spaans als supplementaire taal.

Het Spaans ─ meer bepaald het Argentijnse castellano ─ was de taal die ik met mijn vader sprak en die ik daarom nog steeds in ere houd, om niet te zeggen koester. Bovendien ben ik van nature geneigd om iedere feestelijke gelegenheid aan te grijpen om mee te vieren. ¡Ándale!

Cada idioma es un modo distinto de ver la vida. (Iedere taal geeft een unieke kijk op het leven.)
Federico Fellini

Mij komt de wraak toe en de vergelding

Als jullie me gistermorgen gevraagd hadden of er een haatdragend persoontje in me schuilt dat wraakgevoelens koestert, zou ik daar met een overtuigd en volmondig neen op geantwoord hebben. Ik beschouw mezelf als een vergevingsgezind mens en bovendien heb ik geen lange tenen, dus voel ik me niet zo licht op de tenen getrapt. Nu is gebleken dat dit niet helemaal klopt, want dat ik wel degelijk in staat ben om kwaad met kwaad te vergelden en me te wreken voor onrecht dat me is aangedaan.

Op de middelbare school was ik de primus inter pares in taalvakken. Van wiskunde en aanverwanten bakte ik echter twee keer niks. Ik kon weliswaar de tabel van Mendeljev uit het hoofd opdreunen ─ mijn reet articuleerde niet zo lekker ─ maar van het samenvoegen van chemische elementen had ik geen kaas gegeten. Ik snapte het gewoon niet en maakte derhalve uiterst riskante verbindingen. Door mijn toedoen is er ooit een kleine ontploffing geweest in het chemielokaal, maar daarna nooit meer … omdat ik niets meer mocht aanraken. Ook algebra was niet aan mij besteed. Hoe en waarom die tweetjes en drietjes van de hak op de tak sprongen, is me nu nog steeds een raadsel.

Als ik iets niet begrijp, kan het licht gebeuren dat mijn aandacht verslapt en als mijn aandacht verslapt, ligt verstrooidheid om de hoek. Het was tijdens zo’n verstrooide bui dat de leraar me ongemerkt — hij bevond zich namelijk achter mijn rug — besloop en me een geweldige draai om de oren gaf, die ik totaal onvoorbereid in ontvangst nam. Ik schrok me het lazarus en het zit me blijkbaar nog steeds hoog, want …

… sinds jaar en dag verzorg ik de vertalingen van de correspondentie die een muziekvereniging uit een naburige stad met buitenlanden voert. Ik doe dat gratis, omdat ik hun initiatieven toejuich. Onlangs is hun voorzitter overleden en zijn plaatsvervanger bracht me gisteren een paar brieven ter vertaling. Toen ik de deur opende, stond ik oog in oog met de leraar die me jaren geleden die onheuse lel toegediend had. Hij herkende me niet, maar ik hem wel. Of ik een paar brieven kon vertalen?

─”Ja hoor,” zei ik, “maar voortaan moet er wel voor betaald worden.”
─”O!” verbaasde hij zich.
Ik vertelde hem welke onaangename herinneringen ik aan hem bewaarde en besloot:
─”En vandaag heb ik eindelijk de kans om je dat betaald te zetten.”

Ik heb het hem nooit vergeven … en nu eigenlijk nog steeds niet. Ze moeten van mijn lijf blijven!

Chihuahua

Er breken drukke tijden voor me aan, want er zijn examens op til. Studenten van beiderlei kunne schieten plots wakker, om te ontdekken dat hun bagage ontoereikend is om het schooljaar met goed gevolg af te sluiten, dus doen ze nog snel even een beroep op mijn inmiddels vermaarde talenknobbel, om hun kennis wat bij te spijkeren.

Ik mag graag bijlessen verstrekken en ik verdien er ook wat mee, maar het is niet mijn favoriete bezigheid. Wat ik het liefste doe, is anderstaligen het Nederlands bijbrengen, al moet je dat vooral niet onderschatten. Het vergt wat van een mens: engelengeduld vooral en een flinke dosis doorzettingsvermogen … zowel van mijn kant als van die van de pupil. Woorden leren, werkwoorden verbuigen, zinnen bouwen …

Het verloopt allemaal heel stroef in het begin, maar plots komt het moment waarop je met de ander een echt gesprek in het Nederlands kunt voeren. Dan voel ik me iedere keer weer zo gelukkig als een kermiskind en ben ik heel even mijn eigen geschenk uit de hemel. Ik haal me er echt aan op.

Ik ontmoet nog vaak oud-leerlingen van me en dat gaat meestal met grote vreugde gepaard. Gisteren kreeg ik onverwacht bezoek van mijn allereerste pupil ooit: een jongen die als zeventienjarige vluchteling in Belgenland terechtkwam, Nederlandse lessen bij me volgde en over enkele maanden het diploma van doctor in de medicijnen zal verwerven. Toen we elkaar de eerste keer zagen, konden we wegens de taalbarrière geen woord met elkaar wisselen. Het falen van de menselijke communicatie … Gisteren hielden we een kwieke stroom van opgeruimd gebabbel gaande, omstrengelden we elkaar met flonkerende zinnen en haalden we herinneringen op, want dat hoort bij een weerzien:
─“Weet je ‘t nog van die chihuahua?” vroeg hij monkelend.
─“Ja hoor!”, gnuifde ik.

Ik had hem ooit wijsgemaakt dat preutelikkertje het correcte Nederlandse woord voor een schoothondje was, hoewel dat eigenlijk het Vlaamse equivalent is van het als vulgair geboekstaafd staande kutlikkertje. Het zijn van die dingen die men beter niet kan doen, want toen ik op een keer met hem op wandel was en we een deftige mevrouw met zo’n mormeltje ontmoetten, stapte hij naar haar toe om haar ongefilterd mede te delen dat ze zo’n leuk preutelikkertje had en te vragen of het zich liet strelen. De dame in kwestie was niet bepaald opgetogen met zijn lovende woorden.