Tag: sport

Een (niet zo) wreed accident

In mijn niet aflatende hang naar waterverzamelingen, zoals daar zijn oceanen, zeeën, meren, vijvers, stromen, rivieren en zelfs plassen hield ik me op aan de rand van het kanaal Gent-Brugge-Oostende, dat in sierlijke bochten doorheen het polderlandschap kronkelde. Vermoedelijk bevond ik me in de buurt van een watersportclub, want er was nogal wat bedrijvigheid op het water: vrouwen en mannen in ranke roeiboten sleurden zich ongeveer het lazarus aan de riemen waarmee ze zich voortbewogen, vaak ook opgehitst door met roeptoeters toegeruste begeleiders op het jaagpad.

Ik sloeg een wijle het schouwspel gade tot ik opeens, links van me, een ’twee zonder stuurman’ zag naderen en rechts een eenzaat in een skiff. Aangezien roeiers tegengesteld aan hun vaarrichting kijken, hadden ze elkaar niet in het snotje. Bovendien eigenden beide boten zich het midden van het kanaal toe, wat vermoedelijk niet geoorloofd is, maar ik ben niet op de hoogte van de verkeersregels op waterlopen. Zien jullie het aankomen?

Ik zag het alleszins aankomen en ik riep nog een waarschuwing, maar het was te laat. Ze botsen pardoes tegen elkaar, hetgeen enig gekraak veroorzaakte, want een riem van de skiffeur brak doormidden en ik zag het blad ervan met een keizerlijke boog in het water duiken. Ik wachtte likkebaardend op wat er verder te gebeuren stond: ik zag hoe de rivierpolitie met opdringerige zwaailichten en loeiende sirenes kwam aangesjeesd …

… maar dat was helaas niet het geval, want de betrokken partijen bleken de zaak in der minne te schikken. Teleurgesteld droop ik af.

Waar is mijn vuvuzela?

juichpakZe slaan er ons nog net niet mee om de oren, maar we kunnen er onmogelijk naast kijken, of er doof voor blijven. Ik heb het over de voetbalgekte. Eerst was er gedurende weken een hoop heisa over wie er in Belgenland de landstitel zou behalen. Nu een Brussels clubje daar eindelijk in geslaagd is, tot spijt van wie ’t benijdt, moeten we met zijn allen willens nillens in het harnas om onze nationale ploeg, De Rode Duivels, een vruchtbaar verblijf in Brazilië te waarborgen. Men omspint ons met reclameboodschappen, slogans en niet in het minst een aanbod van een dure snuisterijen, zoals daar zijn vlaggen, shirts, sjaals, koelhouders voor blikjes, kaartspelen, polsbandjes, sleutelhangers … tralala en reldeldel. De supermarkt waar ik regelmatig kom, heeft zowaar een aantal gunstig gelegen, want in het oog springende schappen met dergelijke gadgets volgestouwd. En de kinderen maar jengelen. En hun ouders maar pogingen ondernemen om dat rek te omzeilen.

In Nederland, dat eveneens aan het Braziliaanse gebeuren mag deelnemen, heeft een stylist, Roy Donders, het zowaar bestaan om een uniseks huispak te ontwerpen, waarmee men zich feestelijk kan uitdossen om het WK in stijl te beleven. Hij heeft het kledingstuk de naam ‘juichpak’ meegegeven. Dat verzin je toch niet! Het staat nog te bezien of er daarginds veel te juichen zal vallen, maar los daarvan vind ik toch dat het niet nog gekker moet worden.

Hoewel voetbal bij mij op een volslagen gebrek aan belangstelling kan rekenen, betreur ik het toch ten zeerste dat men, officiële instanties incluis, De Rode Duivels steeds vaker The Red Devils noemt. Dat zou naar verluidt de internationale uitstraling ten goede komen. Het zal nog eens zo gaan dat The Red Devils het voorwerp van internationale spot en hilariteit zullen zijn. Let op mijn woorden.

Mensen met een buitensporig ego

In Sotsji is het feestje van de megalomane Poetin afgelopen. Veel aandacht heb ik niet aan de olympiade besteed. Het enige wat me kon bekoren was de manier waarop hardrijders op schaatsen zich over het ijs voortbewegen. Wat is dat een mooi en sierlijk balletteren, alsof ze zich onder water verplaatsen. Verder ben ik hoegenaamd niet wintersportief en bovendien heb ik in mijn eentje een soortement boycotactie tegen Poetin uitgevoerd. Ik moet die vent niet. Ik vind hem een bijzonder enge man en hij boezemt me maar heel weinig, of zelfs helemaal geen vertrouwen in.

Wat een bombarie om de aankomst van twee pinda’s … eh … panda’s in Belgenland. Onze premier gaf acte de présence, op nichterige wijze zwaaiend met een pluchen beest en geflankeerd door de heren De Crem ─ is er oorlog in ’t spel? ─ en De Croo. Duizenden kinderen hadden wellicht de aankomst van die schattige dieren van dichtbij willen meemaken, hetgeen om begrijpelijke redenen niet toegestaan was, maar minister De Croo (fils à papa) vond het blijkbaar nodig om iedereen de ogen uit te steken door zijn zoontje (fils à papa) aan de welkomstceremonie te laten deelnemen. Achteraf had hij dan ook nog het lef om daar op twitter mee uit te pakken:
“Er was er deze middag thuis eentje heel blij met de aankomst van @Xinghuihaohao (en het was niet zozeer ik…)”.
Ik was het al niet van plan, maar dientengevolge zal ik in mei in geen geval op Open Vld stemmen. Nepotisme kan men beter in de kiem smoren.

De witte gedeelten van de vacht van de panda’s zagen er trouwens nogal grauw uit, vond ik. Zouden ze in China geen Dash kennen?

Kanttekeningen

swingsIk ben al niet uitgesproken sportief van nature en alleszins niet wintersportief. Toch kwam ik per televisie onverhoeds in het Russische Sotsji terecht, waar schaatsers in aerodynamische vacuümverpakking hun ding deden. Het is me een raadsel hoe atleten erin slagen om zich in zo’n huidstrakke uitmonstering te wurmen. Dat lijkt me op zich al een olympische discipline te zijn.

In de dierentuin van de Deense hoofdstad Kopenhagen heeft men de van gezondheid blakende en nauwelijks achttien maanden jonge giraffe, Marius, moedwillig om het leven gebracht, teneinde inteelt te voorkomen. Naar verluidt kon men omwille van genetische redenen nergens ter wereld een andere plek vinden om het dier te huisvesten. Dat is klinkklare klets met klontjes natuurlijk en ik kan derhalve begrip opbrengen voor het protest dat overal opklinkt. Zelf ben ik ook niet blij met deze gang van zaken, maar anderzijds werden er in 2013 in Belgenland zo maar eventjes 371.776.980 dieren geslacht. Daar wordt met geen woord over gerept, behalve nu dan misschien heel even.

Krabbelen in de kantlijn

RodeDuivels

  • Frederik Van Lierde heeft de Iron Man van Hawaï gewonnen: de meest prestigieuze triatlon ter wereld. Als prestatie kan dat tellen. Ik schat die dan ook veel hoger in dan hetgeen een stelletje over het paard getilde voetballers verwezenlijkten en waar zowat het hele land van uit zijn dak gaat, met uitzondering dan van de schrijver dezes. De Rode Duivels mogen na twaalf jaar eindelijk nog eens aan een groot toernooi deelnemen: in casu de wereldbeker voetbal in Brazilië. Het is me wat! Ieder zijn meug, maar ik vind het alleszins niet de moeite om er levensduur aan op te offeren.
    Ter gelegenheid van deze heuglijke gebeurtenis heeft de Koninklijke Belgische Voetbalbond trouwens een nieuwe website gelanceerd, die ze met de naam We’re going to Brazil! bedacht hebben. Ze moesten zich schamen. Waar is de tijd dat men in Belgenland Vlaams, Frans en zelfs een beetje Duits sprak?
  • Mag ik de snotapen, die het niet eens zijn met ons rechtsbestel, uitnodigen om voortaan in Marokko en Turkije de boel op stelten te zetten en daar politieagenten met stenen te bekogelen? We leven in een beschaafd land, waar zij die wat op hun kerfstok hebben met de arm der wet kennismaken. Zo is het en zo blijft het. Als ze denken dat wij dergelijke relschopperij zullen blijven dulden, dan hebben ze verkeerd gedacht. Er zijn grenzen aan verdraagzaamheid.

Een olijk stuk vlees

Gisteren beleefden we een weldadige nazomerdag, maar blijkbaar vond niemand me de moeite van een bezoekje waard, al zat ik daar eigenlijk niet zo mee. Eenzaamheid is de motor van alle scheppingsdrift en het duurde dan ook niet lang of ik verveelde me te pletter, zodat ik besloot om wat in de natuur te gaan rondraggen. Nu is rondraggen een wel zeer optimistisch overstatement voor de manier van voortbewegen van iemand die zijn lichaam met krukken moet stutten. Ik had hoegenaamd geen opschiet en bovendien brachten de oneffenheden van het pad me herhaaldelijk aan het wankelen, hetgeen zowel letterlijk als figuurlijk geen goeie gang van zaken is. Dat deprimerend gesjok begon me spoedig te kazen, dus zwabberde ik maar naar huis terug. Wat hield me tegen, hè?

De televisie vertoonde een wielerwedstrijd die zich in het het merengebied van Noord-Italië voltrok en wellicht daarom Ronde van Lombardije heette. José De Cauwer was een van de commentatoren. Hij is wat men hoofdschuddend ‘me er eentje’ noemt en bovendien zeer bedreven in de wielerkunde, hetgeen niet van iedereen gezegd kan worden. Hij hanteert een merkwaardige variant van het Nederlands, roert daar geregeld wat van de aap zijn gat geblazen uitdrukkingen doorheen en is niet zelden een drenkeling in zijn woordenstroom, maar precies daardoor heeft hij zich mijn sympathie op de hals gehaald.

Gisteren trakteerde hij de kijkers onder meer op het volgende:

“Waar rijd je naartoe als je bovenkomt?” vroeg hij zich op een gegeven moment af. Het bleef even stil. “Uiteraard terug naar beneden”, beantwoordde hij toen zelf die vraag.
Ik had er wel aardigheid in.

“De fiets van Jo de Roo werd gestolen terwijl hij op bezoek was in het ziekenhuis”, verkondigde José vol medegevoel. “Ze hebben daar in Nederland zelfs een enquête over gehouden: Breng de fiets van Jo de Roo terug!”
Een enquête? Ik lag in een deuk. Hij zal ongetwijfeld de actie op Facebook bedoeld hebben.

De renner Durasek Kristijan kwam na een lastige beklimming met enige vertraging boven.
“Durasek, Durasek”, mompelde José. “Ze hadden hem beter Duracell genoemd. Kon hij wat langer meegaan.”

Mensen, toen kon je me wegdragen, hè.

Beet!

igorDe zeventienjarige Vlaamse wielrenner, Igor Decraene, is wereldkampioen tijdrijden bij de mannelijke junioren. In het Italiaanse Firenze veroverde hij de daarbij horende gouden plak en dus zijn felicitaties hier op hun plaats. Proficiat!

Met zo’n ronkende naam, Igor, kan het natuurlijk haast niet anders of je moet tot grootse prestaties in staat zijn. Van zo’n jongen verwacht men ook dat hij het hart op de juiste plaats heeft, maar dat is bij hem kennelijk niet het geval. Terwijl men te zijner ere de Brabançonne liet weergalmen, drukte hij zijn hand immers op de rechterboezem en dat klopt eigenlijk niet. Bij het gros van de kostgangers der aardkloot klopt het namelijk links.

igor2Igor ontving vanzelfsprekend ook wat men weliswaar een gouden medaille noemt, maar waarin men weinig of zelfs geen goud zal aantreffen. Ten behoeve van de persmeute liet hij zich fotograferen terwijl hij een voorbeeldig gebit waarmee men brand kon stichten in dat ding zette. Er bestaan allerhande theorieën waarom triomferende sportlui nodig in het veroverde eremetaal moeten bijten, maar ik blijf het een rare, om niet te zeggen onnozele gewoonte vinden. Het zal aan mij liggen. Vandaag de dag beperkt men zich trouwens al lang niet meer tot het beknabbelen van erepenningen, want zelfs enorme trofeeën en reusachtige bekers maken kennis met de fonkelende beitels van de winnaars ervan.

“Zot zijn doet geen zeer,” zei mijn moeder altijd, “maar het jeukt een beetje.”

rafanadal