Tag: Spaans

Día mundial del Idioma Español

Estaba un niño jugando.
Llega su mama y le pregunta: Hijo mio,con qué juegas?
Con lo que me sale de los huevos!
Grosero! (le pega) pass!
Y desde entonces el niño ya no compra Kinder sorpresa.

Hat is vandaag de werelddag van de Spaanse taal (mijn vadertaal).

Een jongetje is aan het spelen.
Zijn moeder duikt op en ze vraagt hem: Zoon van me, waarmee ben je aan het spelen?
Met hetgeen er uit mijn eieren komt.
Smeerlap! (ze geeft hem een klap) pats!
En vanaf die dag koopt de jongen geen Kindersurprise meer.

Een babylonisch spraakverwarrinkje

Al enkele dagen bied ik onderdak aan een Argentijnse logeergast en vanmorgen stond ik met hem in de wachtrij aan de kassa van de supermarkt. We waren in een druk gesprek verwikkeld over koetjes, kalfjes en wat er nog meer aan interessante dieren bestaat. Op een gegeven moment beantwoordde hij iets wat ik zei met de Spaanse uitroep: ‘Muy bien! Muy bien!’ Vertaald betekent dat: ‘Heel goed! Heel goed!’

De dame die voor ons stond, draaide zich met een ruk om, kogelde ons neer met haar blik en grauwde: ‘Ik zou je een klap geven, maar ik maak mijn handen niet vuil aan een fluim.’
Ik wist even niet waar ik het had. Toen ik dat wel wist en haar om tekst en uitleg verzocht, bleek ze ‘muy bien’ als een enigszins West-Vlaamse verbastering van ‘mooie benen’ geïnterpreteerd te hebben, waardoor ze dacht dat we haar onderdanen op ongepaste wijze lof toezwaaiden.

Gelachen dat we hebben!

Meneer spreekt talen 3

Toen ik aan de tapkast van de dorpskroeg een Spaans telefoongesprek beëindigde, sprak de jongen die naast me zat me aan. Hij vertelde me dat hij Thomas heette en graag de taal van Cervantes wilde leren, waarna hij met de onderstaande anekdote op de proppen kwam. 

Tijdens de voorbije zomer was hij met een aantal kameraden op een caféterras in de Brugse binnenstad neergestreken. Aan een belendende tafel hadden vier Spaanssprekende meisjes plaatsgenomen. Met bakvisgedrag — gefluister, blikken, lachjes en gegniffel — verried een van die huppelkutjes dat ze de knappe Thomas zag zitten, dus vonden zijn gabbers dat hij zich die kans niet mocht laten ontglippen. Hoe kon hij toenadering zoeken? Dat wist Olivier, die al zijn vakanties aan Iberische costa’s doorbracht en volgens zijn zeggen een aardig mondje van de aldaar gebezigde taal sprak. Een vuurtje vragen was in Spanje de gebruikelijke manier om met een onbekende een gesprek aan te knopen. Mag ik een vuurtje van je? luidde daarginds: ¡Quiero que me la chupes! Dat werd even gerepeteerd en vervolgens had Thomas zich, voorzien van een charmante glimlach en een sigaret, bij dat wicht aangemeld, om ten aanschouwen van de hele terrasbevolking en wat voorbijgangers een pletsende lel van die señorita te krijgen. Zelfs Olivier begreep haar woedende reactie niet en schreef die toe aan een hartgrondige afkeer voor roken.

Voor degenen die net als Thomas en zijn vrienden geen Spaans begrijpen, zal het wellicht volstaan om per Google de betekenis van het werkwoord chupar op te zoeken, als je die al niet kunt raden.

El día e

Celebramos hoy sábado el día e: la fiesta de todos los que hablamos español, ya seamos nativos o estudiantes de español como segunda lengua.

Vandaag, zaterdag, vieren we el día e (de dag e): het feest van allen die zich van de Spaanse taal bedienen, als moedertaalspreker, of tijdens het aanleren van het Spaans als supplementaire taal.

Het Spaans ─ meer bepaald het Argentijnse castellano ─ was de taal die ik met mijn vader sprak en die ik daarom nog steeds in ere houd, om niet te zeggen koester. Bovendien ben ik van nature geneigd om iedere feestelijke gelegenheid aan te grijpen om mee te vieren. ¡Ándale!

Cada idioma es un modo distinto de ver la vida. (Iedere taal geeft een unieke kijk op het leven.)
Federico Fellini

¡Dos cervezas, por favor!

Omdat ik enige tijd geleden wat last had van hartkloppingen, die geen gevolg waren van passie of een andere gemoedsbeweging, diende ik me gisteren voor een controle aan te melden bij een cardioloog. Jonatán, mijn Argentijnse kostganger, bood aan om me tijdens mijn lijdensweg naar het ziekenhuis te begeleiden. Ik had er stilletjes op gehoopt, maar durfde het hem niet te vragen, want er bestaan ongetwijfeld talloze aangenamere tijdverdrijfjes dan in het gezelschap vertoeven van iemand wiens gezondheid het enigszins laat afweten. Toen hij echter zelf met het voorstel op de proppen kwam, vond ik dat zeer fideel van hem en zei dat het heus niet hoefde, maar gelukkig bleef hij aandringen, zodat ik alsnog de kans kreeg om toe te happen.

Iets over achten zaten we samen met zo’n twintig anderen in een ongezellige wachtkamer en om de tijd te doden, voerden we een gesprek. We hadden bijvoorbeeld ook een partijtje kaart kunnen spelen, maar aangezien dat een kunst ik die ik niet beheers, en Jonatán evenmin, dienden we ons noodgedwongen onledig te houden met iets waar bijna iedereen goed in is: babbelen. Tijdens onze conversatie bedienden we ons van de Spaanse taal, meer bepaald van de Zuid-Amerikaanse variant ervan. Ik had ook in het West-Vlaams of het Nederlands kunnen keuvelen, maar dat zou onnozel geweest zijn, aangezien Jonatán me dan niet begrepen zou hebben.

Het is me al vaker opgevallen dat mensen de oren spitsen als er in hun omgeving ongewone klanken opborrelen. Men probeert namelijk te achterhalen welke taal dat zou kunnen wezen. Dat was ook gisteren het geval. Iemand gokte op Italiaans en een ander op Spaans. Ze kwamen er niet uit.
─“Het is wel degelijk Spaans hoor”, hielp ik ze een handje.
Verbazing alom, want niemand had natuurlijk gedacht dat een vreemdtalige man ook het Nederlands kon beheersen. En dan begint het meestal. Velen herinneren zich het flardje Spaans dat ze tijdens zonovergoten vakanties aan mierennestige costa’s opgeraapt hebben en willen graag even met die kennis uitpakken. Je kan er donder op zeggen dat het woord cerveza zal vallen en dat men het telkens fout zal uitspreken, maar je blijft vriendelijk en geduldig lachen …

… en dan mocht ik eindelijk op audiëntie bij een dokter, die uitstekend Spaans bleek te spreken. Toen hij vernam dat mijn gezel biochemicus was, verloor hij gelijk alle belangstelling voor mij en mijn nochtans ernstige hartkwaal. Ze zetten samen een boom op over zaken die zo ingewikkeld waren dat ik er geen touw kon aan vastknopen. Ik voelde me werkelijk buitenspel gezet en tekortgedaan als patiënt, dus zag ik me genoodzaakt een aantal pijnlijke zuchten te slaken, teneinde de aandacht weer op mij te vestigen, want daar waren we tenslotte voor gekomen.